Leidsch Dagblad/Jaargang 77/Nummer 23294/Universiteits Prentenkabinet

Universiteits Prentenkabinet
Auteur(s) Anoniem
Datum Dinsdag 3 maart 1936
Titel Kunst en letteren. Universiteits Prentenkabinet. Theo van Doesburg.
Krant Leidsch Dagblad
Jg, nr 77, 23294
Editie, pg [Dag], Derde Blad, [2]
Brontaal Nederlands
Bron leiden.courant.nu
Auteursrecht Publiek domein

KUNST EN LETTEREN

UNIVERSITEITS PRENTENKABINET.

Theo van Doesburg.

      In het Prentenkabinet der Rijks Universiteit is een tentoonstelling geopend van Theo van Doesburg in hoofdzaak teekeningen. Behalve deze zijn er ook nog architectuurfoto’s terwijl men in de bibliotheekzaal behalve een portefeuille met teekeningen de vrijwel volledige verzameling van Van Doesburg’s geschriften vindt.
      Het is van de directie van het Prentenkabinet die zoovele schatten van oude teekenkunst onder haar hoede heeft en daaruit regelmatig tentoonstelt een voortreffelijke gedachte geweest ook eens de aandacht te vragen voor den meester die door zijn geschriften de theoreticus is geworden voor de meest moderne stroomingen op kunstgebied en die practisch met enkele anderen de „abstracte” teekening de „abstracte” schilderij invoerde.
      En in de tweede plaats mogen we om een andere niet minder gewichtige overweging dit ondernemen waardeeren.
      De man, die onder den kunstenaarsnaam Theo van Doesburg zijn zwaren strijd had te voeren tegen gemis aan begrip en die in 1931 betrekkelijk jong, in den leeftijd van 48 jaren overleed vertoefde gedurende de oorlogsjaren te Leiden. En het was juist in dien tijd dat hij zijn eigen weg geheel vond en met zijn voor velen zoo onbegrijpelijke moderne teekeningen verraste. Het was ook te Leiden dat zijn theoretische beschouwingen hun prikkelende werking begonnen uit te oefenen eenerzijds op de logge massa die zich angstvallig aan bepaalde tradities vastklemde terwijl hij anderzijds vele jongeren tot bewustzijn bracht wat zij vaag voelden en wenschten.
      Tijdens den oorlog toch kwam men langzamerhand onmiddellijk daarna heel duidelijk tot het bewustzijn dat er in de mentaliteit in de idealen der Westersche menschheid iets veranderd was, en dat men inzake kunst nieuwe uitingen moest zoeken Nederlandsche kunstenaars hebben tot verheldering van het nieuwe streven niet weinig bijgedragen, vooral ook doordat Nederland een internationaal toevluchtsoord was waar allerlei stroomingen elkaar ontmoetten waar allerlei factoren hun component vonden. Als een dier componenten hebben we naar mij dunkt ook Theo van Doesburg te zien. Het zou te ver voeren, dit uitvoerig te bespreken. Hoofdzaak is, dat van Leiden uit de beginselen van dezen kunstenaar de wereld zijn ingegaan.
      Wijden we ons thans aan de tentoonstelling
      Beschouwt men naar de chronologische volgorde der teekeningen den ontwikkelingsgang van Van Doesburg dan wordt het duidelijk dat deze kunstenaar als moderne niet uit den hemel is gevallen, al had hij dan een geprononceerd modernen aanleg[.] De meest radicale uitingen in latere jaren rusten ten slotte op een ondergrond van gedegen ouderwetsch technisch kunnen Van Doesburg heeft nimmer een academie bezocht: hij is in hoofdzaak zijn eigen meester geweest die in den beginne trouwhartig de natuur bestudeerde en zijn objecten[,] liefst menschen, nauwkeurig observeerde en met zakelijke correctheid teekende zonder de details te verwaarloozen.
      Beschouwen we de eerste teekeningen uit 1906. Het zijn koppen van mannen en vrouwen zeer natuurgetrouw geteekend met krijt en pastel. De details zijn niet weggelaten. Het zijn [„]sprekende” kopjes. En iemand die zoo voortreffelijk de teekenkunst beheerscht ontleend daaraan reeds het recht, zijn voorstellingen te vereenvoudigen ten einde tot een meer essentiëele mogelijkheid van uitdrukking te komen
      Zoo zien we uit 1910 en ’11 een aantal schetsteekeningen met waterverf aangezet mooi vloeiend van kleur waarbij het echter vooral de lijn is, die het doet. Soms schijnen de lijntjes wat bibberig en onzeker doch dit is maar schijn en wordt verklaard door de omstandigheid dat deze teekeningen veelal in tram of trein werden vervaardigd. Hij had daar allerlei typen om zich heen elken dag wisselend en maakte er door een korten krabbel die later thuis weer werd bijgewerkt een impressie van. Een mensch die de drift tot teekenen in zijn bloed in zijn handen heeft, vindt overal zijn objecten. Het zijn bijna altijd typen deze zittende mannetjes en vrouwtjes.
      In denzelfden tijd ontwaakt het streven, figuren in actie te schetsen: iemand die een schuit duwt een schipper die boomt, een mannetje dat een kar duwt en meer dergelijke voorstellingen waarbij de aandacht vooral getrokken wordt door de actie. Het detail wordt in de jaren 1912, 13 en ’14 steeds meer weggelaten. Het lijnenspel wordt voortdurend vereenvoudigd ten einde juist op den aard der beweging den nadruk te leggen.
      In 1915 is dat tot uiterste consequentie doorgevoerd. Er is niet meer dan eenvoudig soepel lijnenspel dat de suggestie geeft van een danseres een dansvorm, enz. Alles wat aan een persoonlijk object zou kunnen herinneren is hier verdwenen[.] Er is slechts een rhythme van lijnen dat een beweging symboliseert.
      Toch schijnt het dat de schilder hiermee niet tevreden was. Om niet te verstarren in een bepaalde manier van uiting en zijn kunst een mathematischen ondergrond te geven zien we in 1916 en ’17 figuren geheel geconstrueerd in cirkelvlakjes. Eigenlijk zou men hier kunnen zeggen: er is iets nieuws onder de zon.
      Want Leonardo da Vinci en Albrecht Dürer deden niets anders toen zij bij analytische en synthetische studiën eveneens hun figuren beschreven binnen een systeem van cirkels[.] Er is alleen verschil in de wijze waarop Theo van Doesburg tot zijn geometrisch systeem komt. Het schijnt bij hem weer een kwestie van intuïtie. Dat is evenwel niet het geval bij een naaktteekening uit 1917 die misschien op zich zelf niet zoo heel belangrijk is, doch die herleid wordt tot een geometrisch schema van driehoeken[.] Dat getal en maat in wezen alle kunst beheerschen wordt door Van Doesburg wel heel sterk beleefd. Het verschil tusschen hem en vele andere kunstenaars van beteekenis is vooral dat hij het verstandelijk laat zien.
      Uit een en ander volgt, dat Van Doesburg voor zich zelf volkomen verantwoord is bij zijn vereenvoudiging en styleering.
      In de gang vindt u dan nog een aantal koppen streng geobserveerd, waarna een vereenvoudiging der contouren kan volgen.
      Het is eigenlijk zeer verklaarbaar dat een man die zoo sterk mathematisch voelde, zich moest bewegen op het gebied der architectuur en tevens dat zijn beginsel: vereenvoudiging der vormen hem maakte tot een propagandist der moderne architectuur der „nieuwe zakelijkheid”. We zien dan uit de jaren na ’20 verschillende architectuurteekeningen, veelal vogelvluchtperspectieven in primaire kleuren van moderne gebouwen[,] openbare en particuliere
      De bouwwerken schijnen uit blokken te zijn samengesteld. Dat zij inderdaad zoo vreemd niet zijn als zij voor een kleine 20 jaren schenen is ons wel duidelijk geworden nu verschillende uitingen der nieuwe zakelijkheid hier en daar verrezen zijn en practisch voortreffelijk aan hun doel beantwoorden[.] Ik wil niet beweren dat men daarmee steeds zoo ver is gegaan als Van Doesburg wenschte want de traditie bleef in Nederland steeds een niet te verwaarloozen factor van groot gewicht.
      Ik wijs in ’t bijzonder op de foto’s van bouwwerken door hem ontworpen, zooals uit 1926 de opdracht om een oude afgedankte kazerne te Straatsburg te verbouwen tot café restaurant en cinema.
      Ik wijs op de foto’s van zijn eigen atelierwoning te Meudon in 1929.
      Een en ander wettigt de belangstelling vooral van de jongeren voor dezen kundigen en vooruitstrevenden geest, die zeer zeker de wereld nog veel origineels had kunnen geven indien de dood hem niet in 1931 had weggerukt.

<>