Leydse Courant/1827/Nummer 157/Bibliotheca Sussexiana

Leydsche Courant, 1827, Nr. 157 (maan­dag 31 december 1827)

‘Bibliotheca Sussexiana. Bibliotheek van Z. K. H. den Hertog van Sussex’ door een anonieme schrijver, [p. 3-4].

[ 3 ]

BIBLIOTHECA SUSSEXIANA

BIBLIOTHEEK van Z. K. H.

den Hertog van SUSSEX.

De zucht voor Letteren en Wetenschappen van den Hertog van Sussex is in Engeland algenwen met roem bekend, zoo als men zich te Göttingen, door de oudere Hoogleeraren aan die Universiteit met de eervolste onderscheiding kan hooren spreken van het verblijf, het welk die Vorst aldaar gehouden heeft; aan die zucht voor goede studien heeft men in Engeland een prachtig en hoogst zaakrijk Bibliografisch werk te danken, waarvan een uitmuntend exemplaar aan de Universiteits-Bibliotheek te Göttingen ten geschenke gezonden is, een werk, hetwelk in dubbele mate de moeite waardig is om ter kennis gebragt te worden van alle beminnaars en beoefenaars der Bibliografie. De titel luidt dus: Bibliotheca Sussexiana — A decriptive Catalogue, accompanied by historical and biographical notices of the Manuscripts and printed books contasned in the Library of his royal Highness the Duke of Sussex — in Kensington Palace. — By Thomas Pettigrew, Doctor Philosoph. — Librarian of H. R. H. the Duke of Sussex, vol. I. part. I-II. pag. 516, zonder de niet gepaginateerde Indices, gr. quarto, printed for Longman and Comp. 1827, zijnde een beschrijvende Katalogus, is met historische en beografische berigten, zoo van de handschriften als van de gedrukte werken, die vervat zijn in de Boekerij van Z. K. H. den Hertog van Sussex, vervaardigd door den Heer Thomas Pettigrew, Phil. Doctor en Bibliothecaris van Z. K. H.
Wanneer men dezen Katalogus in handen nemende, aan den eene kant verbaasd moet staan over den rijkdom en de menigte van handschriften en boeken, welke daarin vermeld worden, vooral indien men bedenkt in hoe weinige jaren, zoo moet men aan den anderen kant zich verwonderen, dat de vervaardiger van dezen Katalogus, die eigenlijk geen letterkundig van beroep is. (Hij is, zoo als de titel aanstipt Member of the royal Collego of Surgeos, lid van het Koninklijk Collegie van Wondheelers en Lijf-Chirurgus van dien Hertog,) dat heeft kunnen doen wat hij gedaan en geleverd heeft. Zijn oogmerk was eene zeer naauwkeurige beschrijving niet alleen van den inhoud der boeken, maar ook van derzelver bijzondere gesteldheid en strekking te geven, met biografische berigten, aangaande derzelver autheurs en uitgevers, in de manier der Laurentiaansche Mediceischen Katalogus. Hij maakt daarbij gebruik van de Bibliotheek des Britschen Museums en van de Boekerij van Koning George III., welker bezorgers, zoo als meer andere geleerden hiervoor openlijk dank betuigd wordt, inzonderheid den overledenen Doctor Samuel Parr. De boekerij Zijner Koninklijke Hoogheid de Hertog van Sussez, bestaat reeds uit 50,000 boekwerken, deels handschriften, deels gedrukte boeken. De Godgeleerde boeken beloopen een getal van 12000, waarin hij de opgave in 4 deelen hoopt te omvatten.
Het eerste deel bevat de Theologische Handschriften en wel de Hebreeuwsche. Daarvan zijn drie Wetrollen, een van het boek Esther, waarbij de Heer Pettigren, allereerst van de Hebreeuwsche Handschriften in het algemeen, dan van de regelen, welke de Joden daaromtrent vast gesteld hebben, en de bij hem meest geroemde Handschriften handelt. Van deze rollen is de Pentateuchus I. de oudste en volledigste in Engeland, op 79 bruine Afrikaansche huiden, 144 voet lang, 53 duim breed, met oud Quadraat-schrift, zonder punten en accenten geschreven, en zeer correct. De inkt is nog schoon zwart. Het Handschrift werd van Sanaa in Arabie naar Amsterdam gebragt, en is volkomen ongeschonden gebleven.
Behalve dit zijn er nog drie andere van den Pentateuchus. Onder deze munt bijzonder uit No. 3, een waar prachtstuk, in Spaansche letters zeer fraai en net geschreven. Bij den aanvang van elk Mozisch boek, is eene geheele bladzijde met fantastische figuren en versierselen, in kleuren en met goud, die het eerste woord geheel omvatten. Deze zijn in den Katalogus afgebeeld. Vervolgens treft men Rabbijnsche, ten deele Cabbalistische schriften, Kommentarien, die tot den Pentateuchus en andere Bijbelboeken behooren. No. 16 is Michlol Jofi, en andere Rabijnsche boeken, inzonderheid van Machsor, gebeden boeken. No. 30 is Maimonids, More Newahim. Onder No. 35 vindt men: A letter of Aristotle on prosperity, vermoedelijk de, in de Latijnsche uitgaven van Aristoteles voorkomende, Compilatie de bona fortuna.
De Hebreeuwsche Handschriften zijn in het geheel 44 in getal, behalve nog drie Tefilin of Phylacterien, van welke in deze Katalogus uitvoering gehandeld wordt.
Nu volgen de Grieksche handschriften, deze zijn het minst talrijk, bevatten echter eenige merkwaardigen. No. 2. is het Nieuwe Testament uit het einde der XIII eeuw, op perkament. De genealogie wordt in de inhouds-opgave van Matthaeus niet medegedeeld; I Joh. 5 vs. 7 en de Apokalijpsis ontbreken; voorts Chrysostomus, wiens geheele levensbeschrijving alhier geinsereerd is. Eusebius Germanus, Patriarch in Konstantinopolen sedert 715, eene Homilie de annunciatione, vermoedelijk dezelfde, welke Lambecius en reeds Combefis in het licht gegeven hebben. Onderscheiden handschriften zijn uit de Moermansche Boekerij: Latijnsche Handschriften 1 tit. 18. Bijbelsche, alle op perkament, ten deele prachtwerken met goud en miniatuur-versierselen, vooral bij de latijnsche handschriften der Psalmen. No. 16 is een prachtvol handschrift in 4 deelen in folio, van twee Nonnen uit het voormalige Benedictijner Klooster te Wyk bij Duurstede. No. 17 is de Bijbel in latijnsche Elegische verzen waaruit in den Katalogus eenige boeken medegedeeld worden. Nu volgen onderscheiden Bijbelboeken met glossen, Psalteria, (onder welke een dat door den Auteur van dan Katalogus tot de Xde eeuw gerekend wordt), van de uitstekendste schoonheid, met eene beeldtenis van den Heiland daar voor geplaatst, dat prachtig versierd is, even als ook de initiale letters. No. 70 is een bijzonder fraai manuscript van Augustinus, de Civitate Dei, in twee deelen, met versierde initiale letters en beelden. Mr. Pettigrew heeft hier veelvuldig korte levenschetsen der Auteurs ingevoegd, als van Origenes, Augustinus, Beda Venerabilis, Athanisius, Basilius, Ambrosius, Gregorius Magnus, Anselmus en anderen. No. 119 is een Missale met Breviaria. No. 129 onderscheidt zich vooral door de miniaturen en versierselen die alle bijzonder fraai en kunstrijk zijn. No. 145 is een Handschrift, bevattende de ordensregelen der Geestelijken, zeer volledig.
Onder de Fransche Handschriften zijn er 34 nummers, daaronder: No. 1. eene Bijbel uit de XIVde eeuw, met uitleggingen en Miniaturen. No. 11. Melanges Manuscrites de M. le Cene, tien deelen in 4to, van onderscheiden Auteurs. No. 13. Recueil de pieces touchant le Concile de Trente. No. 15. Commentaires sur des portions du vieux et N. T., par Cesar de Missy.
Italiaansche Handschriften. Onder deze munt vooral uit: Geschiedenissen des Oude Testament, uit de XVde eeuw, van Florence, met Miniaturen, waarvan de schrijver er eenige mededeelt met aanmerkingen over de kleeding en wapenen.
Spaansche Handschriften zijn er twee, beide van latere Rabbijnen. De 1ste van Saul Levi Mortera, Opperhoofd der Sijnogoge te Amsterdam, deze overzetting is in 1702 vervaardigd. De 2de eene Dialogo over de onechtheid der Evangelien en de waarheid der Mozaische Wet, uit de XVIIde eeuw.
In het Hoogduitsch is er slechts een Handschrift, zijnde eene overzetting van de Apocalypsis, met ingevlochten glossen en enkele uitlatingen op perkament, uit de XIVde eeuw. Dit exemplaar heeft veertien beelden, met goud en kleuren, waarvan eenige zeer grotesk zijn.
Nederlandsche. 8 Stuks. Daaaronder een Historische Prenten-Bijbel, overzetting der Historia Scholastica, van Petrus Comoster, met fraaije Miniaturen in goud en kleuren, een bij elk historisch boek. Het Handschrift is in folio, op perkament, uit de XVde eeuw, de overigen meest Liturgisch, zijn ook vol fraaije prenten.
Engelsche Handschriften, meest van Godsdienstigen inhoud. No. 1. is een zeer schoon afschrift van Sandy’s Paraphrasis van Job, uit welke, omdat de Londonsche druk van 1683, zeer zeldzaam is geworden, een paar proeven medegedeeld worden.
Een Iersch Handschrift uit de XVIIde eeuw. De drie pijlen des Doods, van Keating. Den inhoud kon de Heer Pettigrew niet mededeelen, om reden, dat hij de oude Iersche taal niet kundig was, daarvoor geeft hij levensberigten van den Auteur.
Arabische. Waaronder 1o. een Coran, in 4to, van 1317. 2o. Een dito, met eene Perzische vertaling, tusschen de regels ingeschreven (Interliniaire versie) uit de Bibliotheek van Tippo Saib, te Seringapatriam. De vervaardiger dier Perzische overzetting, heette Muhammed Giafav.
In de Perzische en Armenische taal komen er de vier Evangelien voor, de laatstgenoemden handschrift uit de XIIIde eeuw, is zoo wel door haren ouderdom, als door de bijgevoegde Miniaturen, hoogst merkwaardig. Men vindt het begin van Marcus alhier medegedeeld.
Nu volgen de Indische handschriften, drie in de Pali-taal, de Heilige- en Wetenschappelijke taal Indiëns, die zeer nabij het Sanscrit komt; drie Singaleesche, zes Birmansche. Eenige bijvoegsels besluiten dit eerste deel van den Katalogus.
Met het tweede deel beginnen de gedrukte Theologische werken, en dit bevat nog maar alleen Bijbelsche boeken. De vervaardiger van dezen Katalogus heeft deze werken in grootere en kleinere, voorts in Polyglotten van enkele bijzondere deelen des O. Test. en des N. Test. en van enkele boeken ingedeeld, hij beschrijft de gewigtigste derzelve zeer naauwkeurig, waarbij onderscheiden’ voor de Bibliografie allezins gewigtige berigten voorkomen. Al dadelijk bij de Complutensische Polyglotte, is eene plaats uit de levensbeschrijvingen van den Kardinaal Ximenes van Flechier, dit werk betreffende medegedeeld; en blz. 12. een brief van Doctor Clarke, waarin eene aanmerkelijke afwijking van eenige exemplaren dezer Polyglotte in den brief aan de Hebreën aangewezen wordt[.] Deze bladen zijn duidelijk een herdruk, en Dr. Clarke vermoedt, dat wijl dit werk van 1517 tot 1522 liggen bleef, voor dat het mogt publiek gemaakt en verkocht worden, eenige bladen verloren of beschadigd geraakt waren, die door een’ herdruk moesten vervangen worden. De Heer Pettigrew merkt aan, dat men drie exemplaren van dit werk kent, die op perkament gedrukt zijn, waarvan er een in Engeland is in bezit van een Heer Hibbert, uit de Biblotheek der Franciskanen te Bologna. Dan volgen hier berigten betrekkelijk de medehelper van den Cardinaal Ximenes, en als een bijvoegsel berigt het van den Bisschop Smalridge, „enquiry into the autority of the, complut. edition of the N. T.; in order to decide the dispute about I Johann. v. 7. London 1722;” „onderzoek nopens het gezag der Editio Complut. van het N. T.; strekkende om het verschil te beslissen aangaande I Joh. v. 7.” Waartegen nu Thomas Pettigrew een uittreksel uit de aanmerkingen van Dr. Clarke, aanteekeningen betreffende deze plaats bijvoegt. Even zoo omstandige berigten treft men hieraan van de Antwerpsche, Paryssche en Londensche Polyglotten. Van de laatste worden alhier zeer vele belangrijke bibliografische berigten medegedeeld, aan het versch I der zoogenaamde loijal copies der opdragt aan Koning Karel II en van Waltons medehelpers medegedeeld. De poging om eene nieuwe Biblia Polyglotta Britannica, van Dr. Clarke en Jos Pratt, 1810, waarvan het geheele plan hier medegedeeld wordt, bleef zonder gevolg, en van het zevende of supplementdeel der Polijglotte, met oude Versiones waaraan Clarke gearbeid heeft, kon Pettigrew niets naders gewaar worden. Ook hem is geen exemplaar voorgekomen, waarin het op bl. 48 der Prolegomena opgeplakte stukje papier, op hetwelk de woorden summorum pontificum weggelaten en het einde verkort is, zouden ontbroken hebben.
Van het Lexicon Polyglotton van Castellio, waren bij den dood des Auteurs in 1685 nog 500 exemplaren voorhanden, waarvan 400, die eene Nicht van hem erfde, door de ratten bedorven werden, 300 andere waren te Londen bij den grooten brand in 1666 geheel vernietigd, van daar de zeldzaamheid dezes werks.
Nu volgen kleinere Polijglotten, zoo van den geheelen Bijbel als van eenige deelen des Bijbels. Een aantal Hebreeuwsche Bijbels, waaronder de Bombergsche editie en die van Stephanus niet ontbreken; de oudste Bombergsche die hier voorkomt is van 1521.
Zeventien Pentoteuchen, een aantal Grieksche Bijbels en gedeelten des Ouden Testaments. Aan Latijnsche Bijbels is de Bibliotheek des Hertogs van Sussex buigemeen rijk. Bovenaan staat de Guttenbergsche sine loco et anno, met groote fraaije Gothische letteren. Men wil het doen voorkomen als of dit de oudste uitgave van den Latijnsche Bijbel was, te weten: de uitgave van 1450 of 55, die ook de eerwaardige Doctor Hufnagel te Frankfort 1803 in eene afzonderlijke verhandeling beschreven heeft. Het Bijgeschrevene opschrift in het Paryssche exemplaar, dat eene zekere Heinrich Cremer dezelven geillumineerd en gerubriceerd en ingebonden heeft in 1456, bewijst de oudheid van dezen druk. Men kent nog 18 exemplaren van deze uitgave waar van 4 op perkament, die D. Pettegrew optelt, en waarvan er zich 12 in Engeland bevinden. Van sommigen derzelven zijn in eene noot de prijzen vermeld, het exemplaar van Z. K. H. kost 160 guines, dat van den Heer Lloyd 2120 francs, een op perkament 6260 fr. nog een ander exemplaar 504 pond sterling. Tot zulke prijzen kunnen slechts Engelschen boeken koopen. No. 2 dat hier voorkomt, zijn de Mentzer uitgave van Fust en Schëffer 1462, de eerste met het jaarmerk. D. Pettegrew zegt, dat de onderschriften varianten hebben. Voorts eene Strasburger van 1469, met Latijnsche letters, ook de zeldzame Keulsche Editie van 1470 ontbreekt niet.
Een Bazeluze van 1470 of 1471, de Editio Romana van Sweynheim en Pannartz van 1471. Een zeer zeldzame van Lion 1479. Een Jensonsche te Venetie 1479, waarvan in Engeland tot 115 pond sterling verkocht is. Dr. Pettigrew beschrijft deze uitgaven meest alle zeer uitvoerig en naauwkeurig, soms wel uitvoeriger dan noodig scheen, b. v., bij de Sixtina van 1590, waarbij ook van de daartoe benoemde Revisores en van Sixtus V., levensberigten gegeven worden. Het is waar, dat deze uitgave, die door zijnen opvolger gesupprimeerd werd eene groote zeldzaamheid is. Het alhier beschreven exemplaar heeft door zijn groot papier en uitmuntende netheid nog eenen gansch bijzondere waarde. Doch wij kunnen bij alle de bibliografische rijkdommen, welke deze boekschat des Hertogen van Sussex in zoo eene ruime mate bevat, niet verwijlen. Wij zullen nog slechts zeggen, dat de geheele reeks van Latijnsche [ 4 ]vertalingen, waaronder No. 215 ook die van Dathe opgenomen zijn, twee honderd en achttien nommers beloopt. Het laatste nummer op deze reeks No. 218, is eene zeer raare uitvave, waarvan de titel dus luidt: Biblia Sacra ita exacte translata ut statim videatur quid refert unaquaeque vox textus, quod nullus antea praestitit interpres! A. D. T. Sumptibus Autoris et Centum duntaxat. Ex typis R. Juigné, 8vo. Dit boek moet, volgens de verzekering van Dr. Pettigrew, pas tien jaren geleden gedrukt, en nimmer in den boekhandel gekomen zijn, hetwelk de reden is, dat dit boek zoo hoogst zeldzaam is. Het begin luidt dus: In principiis creans Domini ad Coelos et-ad terram, et terra erit profundum et in ea illud, et obscuritas super faciem profundi, Men ziet dat de vervaardiger dezer vertaling het voornemen gehad heeft om, zonder goed Hebreeuwsch te verstaan, eene letterlijk naauwkeurige vertaling te geven. Nu volgen nog Latijnsche overzettingen van enkele gedeelten des Ouden Testaments, tot op het einde van dit boekdeel toe. Tot overzigt des inhouds, is voor ieder deel van dezen Katalogus een drieleedige Index geplaatst: 1.) van de handschriften en boeken, die alhier beschreven zijn. 2.) van de levensberigten en biografische bijzonderheden, die in den Katalogus voorkomen. 3.) Der koperplaten, welke in het eerste deel, ten van 14, in het tweede 5 voorkomen.
Het welgelijkend Portret van Zt K. H. den Hertog van Sussex, de doorluchte bezitter van dezen boekschat, door Skelton zeer zuiver en net gefourneerd, versiert het eerste deel van dezen uitmuntenden Katalogus.