Limburger Koerier/Jaargang 47/Nummer 217-218/Een koninklijk Eerherstel
‘Een koninklijk Eerherstel’ door v. W. |
Afkomstig uit de Limburger Koerier, zaterdag 31 december 1892, eerste blad, [p. 1]. Publiek domein. |
Een koninklijk Eerherstel.
De parochiekerk van Eys, gemeente Wittem, bezit eene stichting van den Franschen koning Lodewijk XIV, welke betrekking heeft op een feit, dat binnen hare muren voorviel en dat ten bewijze strekt van den diepen eerbied, waarmede die groote koning bezield was tot het h. Sacrament.
De Franschen verklaarden in het jaar 1672 den oorlog aan de Staten van Holland; trokken den 17 Mei bij Eysden de Maas over en vielen in het land van Over-Maas. – Zij maakten zich meester van Valkenburg en vestigden zich blijvend in het land; dat wil zeggen: zij lieten een staand garnizoen achter van 20.000 man om de stad Maastricht te blokkeeren. Lodewijk XIV herstelde bij die gelegenheid den godsdienst in deze streken, hij schonk den Katholieken hunne kerken terug, herstelde de kerkelijke goederen en vorderde van de inwoners schatting. Den 18 Mei hield de koning, aan het hoofd van een ontzaglijk leger, een krijgsraad in de omstreken van Wyk, waarop o. a. besloten werd, dat de prins van Condé aan het hoofd van een leger van 60.000 man zou oprukken naar den Rijn, om zich van de vesting Wezel meester te maken. – In den nacht van den 24 Mei bivakeerde eene afdeeling van dit leger in de omstreken van Eys; want de prins van Condé was van Eysden naar Gulpen en zoo naar Eys getrokken, om vervolgens over Heerlen naar Neuss te rukken, waar hij den Rijn moest oversteken. Den nacht nu van den 24 Mei, waarop een legerafdeeling van Condé in de omstreken van Eys bivakeerde; had een Fransch soldaat de snoodheid, de toenmalige parochiekerk van Eys, gelegen op den berg, waar thans nog eene kapel staat, door een venster binnen te dringen, en de zilveren ciborie uit het tabernakel te nemen, de HH. Hostiën op het altaar achterlatende. – Eerst te Heerlen vernam de prins van Condé den heiligschennenden diefstal, te Eys gepleegd; ook de schuldige werd ontdekt; hij had namelijk zijn soldatenmuts, die met een nummer geteekend was, in de kerk achtergelaten. De prins van Condé gaf aanstonds kennis van het gebeurde aan den koning, die, diep verontwaardigd door den gepleegden gruwel, denzelven op eene, eenen koning waardige wijze wilde herstellen. – Hij vermaakte dientengevolge tot herstel der oneer, Jesus in zijn H. Sacrament aangedaan, aan de kerk van Eys eene som van 1000 dukaten of 6000 franken, waarvoor gesticht moest worden eene gezongen H. Mis jaarlijks den 25 Mei, den verjaardag van den gruwel, – daarenboven eene gelezen H. Mis en een plechtig lof, elken dag onder het octaaf van het feest van het H. Sacrament. – Hij bepaalde voorts, dat er licht zou branden vóór het H. Sacrament, elk jaar in den nacht van den 24 op den 25 Mei; waaruit men kan opmaken dat tevoren in de kerk van Eys geen licht brandde voor het H. Sacrament. – Het aandenken aan dien heiligschennenden diefstal werd vereeuwigd door een zwart marmeren steen met opschrift, die in de tegenwoordige parochiekerk, in het koor aan de Evangeliezijde, in den muur gemetseld is. – De Fransche koning gaf daarenboven aan de kerk van Eys ten geschenke, eene schoone zilveren monstrans, den vorm hebbende van eene stralende zon, en verrijkt met de wapenen van Frankrijk. Dat vroom aandenken aan de edelmoedigheid van den Franschen koning is ongelukkigerwijze verdwenen, en berust thans te Duren, in Pruisen. Ziehier hoe het daar gekomen is. – Wijl de gemeente Eys, sedert de Fransche revolutie, de interesten niet meer uitkeerde van het kapitaal aan de kerk van Eys geschonken, zoo meende de toenmalige pastoor Hensen, dat genoemd kapitaal voor altijd verloren was, – en was dientengevolge zoo onverstandig, van de monstrans te verruilen tegen 6 koperen kandelaars met een kruis, dat dienen moest om de H. Communie naar de zieken te brengen. De kooper was een zekere Reuter, uit Duren, die de monstrans bewaarde als een voorwerp van kunst. Na zijn dood verkocht haar de weduwe Reuter, ten voordeele van de kapel van het gymnasium van Duren, waar zij thans dient, om eene relikwie te bewaren van den H. Aloïsius van Gonzaga. Pastoor Deutz zaliger, voorganger van den tegenwoordigen pastoor, heeft zich veel moeite gegeven, om de gemeente Eys te dwingen, voornoemd kapitaal weder uit te keeren; – hij is daarin geslaagd door de welwillende tusschenkomst van Mgr. van Bommel zaliger, bisschop van Luik. Doch de monstrans laat altijd nog op zich wachten.
Deze geschiedenis bewijst het levendig geloof van eenen koning, die zich niet ontzag groote geldelijke offers te brengen, tot herstel der oneer, Jesus in zijn H. Sacrament aangedaan.