Limburger Koerier/Jaargang 74/Nummer 177/Limburg bij Nederland

Limburg bij Nederland [3]
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 2 augustus 1919
Titel Limburg bij Nederland. III
Krant Limburger Koerier
Jg, nr 74, 177
Editie, pg [Dag], tweede blad, [1]
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Limburg bij Nederland.

III.

      De wetenschap mist er enkel een universitair middelpunt. Sinds lange jaren zijn Limburgs puikste geleerden zijn grenzen overgetrokken. De Maastrichtenaren, die te Luik en te Leuven den hoogleeraarszetel bekleedden, zijn, zooals we zagen, opvallend talrijk. Thans ziet Limburg meer dan de meeste plattelandsgewesten, eigen zonen zetelen op de leerstoelen onzer Hollandsche Hoogescholen: te Amsterdam doceert prof. dr. Nolens de arbeidswetgeving, te Leiden Prof. F.A.H. Schreinemakers (uit Roermond), de anorg. scheikunde, Prof. Dr. J. Poels (uit Venray), de bacteriologie, te Utrecht Prof. C. H. H. Spronck (uit Beek) do pathol .anatomie, Prof. P. Debije (uit Maastricht), de mathem. natuurkunde, en Prof. Dr. Jos. Schrijnen (uit Venlo) taalkunde en archaeologle. Voor ’t meerendeel zijn het mannen van groot wetenschappelijk aanzien, die op de Nederlandsche wetenschap invloed hebben.
      Het mag verder bekend heeten, dat er in Holland menig kundig Limburgsch geneesheer praktiseert, zoooals in de vorige eeuw o. a. Laurent Janné (uit Maastricht) en M.H.J.P. Thomassen (uit Gronsveld) van wie de eerste de „grondlegger” genoemd wordt „der Nederl. Veeartsenijkunde” en de andere een harer bekwaamste beoefenaars.
      Ook uitnemende rechtsgeleerden heeft Limburg voortgebracht. Mr. Savelberg en Mr. A. J. L. Nijpels (uit Maastricht) leden van den hoogen Raad mr. Bolsius, mr. Bergers, mr. Janssen, mr. Klijnen, mr. Wijnants, mr, Janssen de Limpens, e.a. zijn in de rechters- en advocatenwereld goede bekenden.
      Doch vooral op geschied- en oudheidkundig terrein zijn de Limburgsche geleerden altijd zeer werkzaam geweest. Wij herinneren hier aan den muntkundige Fr. L. J. Dumoulin (uit Maastricht), aan de bekende Maastrichtsche archivarissen G. D. Franquinet, J.J. Habets en A.J.A. Flent, aan Dr. J.A. v. Beurden te Roermond, Dr. P. Doppler, Dr. Endepols en Dr. Goossens te Maastricht. Het Natuurkundig Genootschap in Limburg met zijn bekende leiders rector Creemers en Dr. de Wever is mede een echt-Limburgsche vereeniging, die een fauna en flora ter bestudeering heeft, zoo als geen andere in Holland. Op palaeontologisch gebied zijn Casimir Ubaghs en Jos. de Bosquet (beiden uit Maastricht) zeer bekend; den laatste vond ik zelfs geprezen als „een der meest uitstekende palaeontologen die Nederland gehad heeft.”


      Opvallend is ook — temeer, omdat Limburg niet „waterrijk” mag genoemd worden — het groot aantal bekende ingenieurs en waterbouwkundigen, die ’t aan Holland geleverd heeft. Maastricht en Roermond komt hierin het leeuwenaandeel toe. Francis Roman, de Dominikaner Broeder, die de Maastrichtsche Maasbrug bouwde en de „Pont Royal” te Parijs, was te Maastricht de voorlooper van Ant. Lipkens, die de drooglegging leidde van de Haarlemmermeer en eerste directeur was der Delftsche academie; van J. Fr. W. Conrad, den bekenden ingenieur, die groote werken uitvoerde in Zeeland en Holland, van J. G. van den Bergh, die naast de spoorbruggen van Venlo, Arnhem en Nijmegen, ook bouwde Neerland’s langste brug bij Moerdijk. Het was dus een Limburg, die den „Moerdijk” overbrugde, en zoo Zuiden en Noorden nader bracht tot elkander. In Maastricht zelf, werkten de bekwame ingenieurs J. A. Kool en P. C. Huenges. Roermond is de geboorteplaats o. a. van den ingenieur F. W. H. van Opstall, van Minister Bevers, van ingenieur Bongaerts, van C.L. Luijten, thans directeur der openbare werken te Batavia. Rekent men daarbij dat Minister König sinds 40 jaar reeds de vierde Limburgsche Minister van Waterstaat is, dan zal men moeten toegeven, dat de Limburger zich even goed op het „water” schijnt thuis te gevoelen, als zijn Hollandsche broer, die er toch zooveel dichter bij zit. Zou ’t ook komen van „dien breeden stroom der Maas”, die nog altijk niet bevaarbaar is en die de Limburgers zoo graag zouden bevaarbaar zien maken of zelf maken?


      En zoo komen wij over de „bruggen” tot een ander terrein, waarop de Limburgsche geest zich in Holland het sterkst heeft doen gelden, het terrein der kunst.
      Limburg, zelf zoo rijk aan mooie Romaansche en Gothische bouwwerken — een teeken, dat zijn vroegere bevolking op dit punt ook uitmuntte — heeft een groot deel gehad in den heropbloei der rationeele bouwkunst. Dr. P. Cuypers, de meer dan negentigjarige altmeister, is Roermondenaar van geboorte. Hij is door gansch Holland gegaan, overal de kostbare uitingen achterlatend van zijn wonder en veelzijdig genie. Gelijk in de 17e eeuw de echt Hollandsche bouwmeester Pieter Post zijn meesterstuk heeft gezet in de Limburgsche hoofdstad, het Maastrichtsch stadhuis, zoo heeft deze echt Limburgsche kunstenaar zijn meesterstuk, het Rijksmuzeum, gebouwd in de hoofdstad van Nederlnad. Jozef Cuypers en Eduard Cuypers zijn Limburgers van afkomst, architect Tonnaer te Rotterdam is geboortig van Thorn. Groot zijn verder de verdiensten van den Limburger Victor de Stuers voor de Nederlandsche monumenten-zorg.
      Weber en Franssen te Roermond, Seeten en Keyser te Venlo zijn goede architecten. Ook Maastricht en Sittard hebben hun bouwmeesters van talent.


      Ook de beeldhouwkunst, met name de kerkelijke, is sinds Heimo en Aert van Tricht in Limburg inheemsch geweest.
      Kapelaan Windhausen en Michel Cuypers (Roermond) als beeldhouwers, Camille en Henri Esser (Weert) en Loven (Roermond) als kunstdrijvers hebben een goeden naam. De ateliers van G. Linssen te Venlo, van Thissen en van Cuypers te Roermond, van Ramakers te Geleen leveren naast fabriekswerk ook mooie kunst. Zij hebben Katholiek Nederland voor een groot deel zijn nieuwe beelden geschonken.
      Naast deze beelden-ateliers bezitten Roermond en Venlo hun ateliers voor kerkschildering en kerkornamenten, Van Erp, Deumens, Lommen, Janssen, v. h. Stolzenberg, Jacques Oor zijn bekende namen op dit gebied. De Haagsche firma Fermin is eveneens een Limburgsche. Roermond heeft verder zijn bekend atelier van glasschilderkunst Fr. Nicolas & Zonen, één van de weinige in ons land.


      Doch niet enkel de decoratiekunst, ook de zelfstandige schilderkunst vindt in Limburg voorname beoefenaars. Daar is allereerst de Maastrichtsche school met haar L. Goovaerts, Fr. Hogerwaard, L. Graafland, Jonas, F. v. d. Laan, A. Olterdissen, den kunstzinnigen ontwerper van de Maastrichtsche historische en symbolische optochten. Albin Windhausen en Wijnand Geraedts zetten in kruiswegen en godsdienstige tafereelen de religieuse traditie voort waarvan reeds Meister Wilhelm uit Heerlen in de middeleeuwen een waardige vertegenwoordiger was. En om nu het ééne tegenover het andere te stellen: de bekende Telegraaf- en Handelsblad-teekenaar Louis Raemaekers is Roermondenaar.
      Bij de groote kerkelijke kunstateliers, waarover we boven spraken, bezit de Limburgsche bisschopstad een eerste klas orgelfabriek, die van Franssen. De Weertsche firma Vermeulen heeft er een te Weert en een te Alkmaar. Deze orgelbouwers hebben menige Hollandsche kerk een waar kunstinstrument geschonken. Gelijk de 16de-eeuwsche Venlonaar Mercator, zoo heeft voorts de Limburger W. Kessels (fabriek te Tilburg) zich voor de vervaardiging van muziekinstrumenten schitterende verdiensten verworven. En zoo komen we geleidelijk tot de muziekkunst zelve.


      Limburg is een land van muziek. De beweging voor den volkszang ging voor een groot deel van Limburg uit. De „Leeuwerk”’ steeg op uit de Limburgsche velden; de „varende zanger” toog en tijgt nog steeds van uit Maastricht de lage landen in Maastricht met zijn glorieuze „Staar”, zijn oratorium-vereeniging, zijn van rijkswege gesubsidieerd orkest, zijn stedelijke muziekschool.
      Nadat deze eerste-klas vocale en instrumentale muziekvereenigingen der hoofdstad, heeft Roermond zijn bekend „Mannenkoor” en zijn Koninklijke Harmonie, heeft Venlo zijn beroemde „Venlona” en zijn Oratorium.
      Talrijk zijn de Limburgsche musici, die in Holland werken, o.a. Hubert Cuypers te Amsterdam, Jos. Vranken te Utrecht, J. Wierts te Den Haag. De heldentenor Jos. Thijssen is van Roermond. Deze stad heeft altijd bekwame organisten gehad. Reeds in de 16e eeuw vinden wij er J. Chimarrhoeus; veel later o.a. H. Vinckenius en J. Coenen; in den modernen tijd Jos. Luijten, Elb. Fransssn, Jos. Beltjens, bekend om zijn orgelcomposities. H. Thijssen, de auteur o.a. van het „Limburgsch Volkslied” dat overal in den lande weerklinkt, zij het dan ook op andere woorden, Max. Guillaume, de directeur der Koninklijke Harmonie, en componist van marschen e. d., leven mede in de Limburgsche kunststad. De muziekwereld kent verder de Maastrichtenaren Bartholomeus. August Stille en Werkman. Zij kent vooral den begaafden organist-dirigent H. Hermans, die o. a. in Holland de Mis van Diepenbrock begeleidde, en de wereldberoemde Jos. Hollmann, violoncellist. Ook Venlo heeft zijn musici van talent, o. a. Bernard Diamant en Karl Hamm, die zoo dikwijls, in muzikale jury’s, zitting heeft.