Het gebeurde dan, terwijl Hubertus bisschop was te Maastricht, dat de Saracenen in ontelbare horden Spanje overstroomden. Hofmeier was toen in deze landen Karel Martel, de zoon van Pepijn van Herstal en Alpaïs.
Tijdens de regeering der laatste Merovingische koningen was de hofmeier de feitelijke meester van het land. Dit verdroot den hofmeier van het Zuid-Frankische koninkrijk Aquitanië in zoo hooge mate, dat hij tegen zijn collega in het Noorden de hulp inriep van de Saeracenen. Onverantwoordelijker daad bestaat niet. Hij haalde den ergsten vijand in het eigen land. Plunderend en brandend vielen de Muzelmansche horden in Frankrijk en drongen tot in ’t midden door. Toen was het, dat Karel Martel een poging waagde om hen te weerstaan; lukte dat niet, dan zou het gedaan zijn met de beschaving en den bloei van Frankenland, voor eeuwen ook gedaan met de zegeningen van het Christendom.
DE ST. SERVAASKROCHT
De plaats, waar Willegisus den muur deed doorbreken.
In Mei 726 ontmoeten de christenlegers den indringer, en acht dagen duurde de strijd. Toen was het, dat Karel Martel zich Sint Servaas herinnerde, den bisschop van Tricht, de stad, die zoo kort lag bij zijn eigen geboortestreek, en welks bisschoppen aan zijn vaders hof zoo vaak verbleven. Hem riep Karel aan in dien strijd tegen de ongeloovigen. Van dit oogenblik af beginnen de Sarracenen te wijken, en hun aftocht wordt welhaast een wanordelijke vlucht. Groot was de buit en onmetelijk de vreugde in het Frankische land! Karel Martel vergat zijn Beschermer niet; hij zond den bisschop Willegisus naar Maastricht, beladen met rijke gaven om de kerk van Sint Servaas waardig te sieren.
De overwinning van de Franken gaf aan de vereering van Sint Servaas een geweldigen stoot vooruit, niet ’t minst door het wedervinden van de relieken der kerk van Tongeren en van het lichaam van Sint Servaas zelven. Sedert de invallen der barbaaarsche volkeren toch waren deze heilige schatten verborgen gebleven, waar men ze uit vrees voor plundering had neergelegd, en de plaats was in vergetelheid geraakt. Toen Willegisus nu naar Maastricht kwam met de geschenken van Karel Martel, stelde hij met bisschop Hubertus een grondig onderzoek in, en slaagden zij erin een gang te ontdekken, die van de oostelijke krocht (die voor het hoogaltaar bestond toen nog niet) naar het graf van Sint Servaas leidde. Daar vonden zij de relieken en waarvolle voorwerpen terug, die van Tongeren hierheen waren overgebracht en gelukkig aan den invaller ontsnapt waren. Het lichaam van Sint Servaas werd voor het hoogaltaar wedergevonden, en men zegt, dat, zoolang de kist geopend bleef, een hemelsch licht de kerk dag en nacht bleef omstralen. De kromstaf en de sleutel, dien hij van paus Damasus had ontvangen, werden in de kist aangetroffen.
Na deze wondere gebeurtenissen begint eerst goed de trek naar Maastricht.
Karel Martel bleef vanzelfsprekend een groot beschermer der kerk van Sint Servaas, en al de Karolingers zijn dit geweest. Karel de Groote kwam hier vaak en woonde te Maastricht meer dan eens het Paaschfeest bij. Hij bouwde aan de kerk een Mariakapel bij; de overlevering wil, dat dit bouwwerk geen ander is dan de westelijke bouw, waar thans zijn standbeeld staat, en waarboven de zoogenaamde Keizerzaal ligt.
Intusschen is reeds onder Karel den Groote de tot eene abdij uitgegroeid, met al de nuttige inrichtingen, daaraan in dien tijd verbonden: scholen, kunstwerkplaatsen, enz.
Elke Duitsche keizer en Frankische koning kwam naar Maastricht ter bedevaart en bracht zijne geschenken naar het heilige graf. De laatste Karolinger vroeg zich in 1001 een graf bij dat van den heilige, en we zien het nog in het voorkamertje van Sint Servatius’ grafkamer.
Zoo zag Maastricht om wille van Sint Servaaa binnen zijne muren keizer Hendrik den Heilige, onmiddellijk na zijne kroning te Aken, keizer Hendrik den Zwarte in 1039. Ter eere van Sint Servaas stichtte hij een klooster te Goslar, waarvoor hij van de geestelijkheld van Maastricht een deel van het kaakbeen van Sint Servaas mocht medenemen.
In 1049 leidde paus Leo IX te Mainz eene vergadering van bisschoppen uit Duitschland en Bourgondië, en van de aanwezigheid des Pausen maakte Hendrik III gebruik om diens goedkeuring te vragen voor de levensbeschrijving van Sint Servaas, die op bevel van den Paus in het brevier werd opgenomen en zoodoende ’t een officieel karakter kreeg .In 1051 schonk Hendrik III nog groote goederen te Ahrweiler en Wadenheim aan de kerk van Maastricht.
Godfried van Bouillon, de hertcg van Neder-Lotharingen, kende Maastricht en zijn Partroon, en toen hij tijdens den eersten Kruistocht, dien hij aanvoerde, te Edessa was, waar zich het graf van den Apostel Thomas bevond, zond hij aan de kerk van Maastricht den rechterarm van St. Thomas. Nog staat deze in een prachtig zilveren schrijn in de Schatkamer, en kunnen wij met diepen eerbied vereeren den arm des Apostels, die zijn vingeren mocht leggen in de wonden des Heeren.
Ja, wie is er eigenlijk niet gekomen naar Maastricht? De keizers Lotharius III, Hendrik de Trotsche, Koenraad van Hohenstaufen, Frederik Barbarossa, Hendrik IV, Hendrik VI, Frederik III, allen zijn ze er geweest. Hertog Hendrik van Beieren werd op ’t laatst der 14e eeuw op aanroeping van Sint Servaas alhier genezen van eene voetkwaal en schonk een overrijk borstbeeld, dat met driehonderd edeisteenen was gesierd. Het ging verloren in de verovering van Maastricht in 1579, en Parma schonk toen als eerherstel het borstbeeld, dat wij thans bezitten.
Keizer Karel IV verkreeg in 1372 van de geestelijkheid eene groote reliek van Sint Servaas, die hij aan de St. Vituskerk te Praag schonk, waar zij het begin eener bijzondere devotie werd.
Keizer Maximiliaan volgde in 1485 de groote St. Servaasprocessie.
Keizer Karel V, die in zijne hoedanigheid van hertog van Brabant wereldsch kanunnik van St. Servaas was, woonde in koorgewaad de diensten bij in 1520.
De troebele tijden in de tweede helft der zestiende eeuw en later sluiten voor geruimen tijd de hooge bezoeken uit, die eerst in onze dagen hervat werden door koning Willem II, koningin Sophie, de koninginnen Emma en Wilhelmina en koning Albert van België (toen nog prins Albert).
Wie zal daarbij de lijst opmaken van de ontelbare grooten der wereld, geleerden, kunstenaars, staatslieden, kardinalen, bisschoppen en prelaten, die naar Maastricht zijn gekomen, omdat er de kerk van Sint Servaas is?
De politieke en economische beteekenis van al deze bezoeken mag niet onderschat worden. Een koninklijk of keizerlijk bezoek aan het graf van den Patroon zette zich steeds om in voordeelen
RELIEKHOUDER, BEVATTENDE EEN ARM VAN DEN H. APOSTEL THOMAS.
voor de stad, ook blijvende vcordeelen. Want elke plechtige ontvangst voerde vanzelf tot het verleenen van privileges, waarbij de handel en de industrie welvoeren, en zoo mogen we met recht en met dankbaarheid zeggen, dat, wanneer Sint Servaas ons de geestelijke schatten van het Geloof gebracht en bewaard heeft, hij tevens voor een groot deel de oorzaak is geweest van den tijdelijken voorspoed zijner stad.
Het aanzien van Maastricht is grootendeels aan hem te danken en in de heele geschiedenis onzer stad is voorzeker niemand te vinden, die zelfs na zijn dood zooveel economisch en sociaal voordeel aan Maastricht heeft gebracht.