Limburger Koerier/Jaargang 87/Nummer 186/Rond het Munster

Rond het Munster
Auteur(s) Anoniem
Datum Dinsdag 9 augustus 1932
Titel Rond het Munster. Flitsen uit Roermonds verleden. Zevenhonderd jaar stadsrechten. II
Krant Limburger Koerier
Jg, nr 87, 186
Editie, pg [Dag], tweede blad, [1]
Opmerkingen Filips II van Spanje vermeld als Philips II, Wilhelmus Lindanus als Lindanus, Nicolas Pollweiler als Pollweiler, Ferdinand van Oostenrijk als de kardinaal-infante
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

NOORD-LIMBURG

FLITSEN UIT ROERMONDS VERLEDEN

Zevenhonderd jaar stadsrechten.

II.

      Met de regeering van de heeren uit het huis van Egmont heeft Roermond een veelbewogen tijdperk beleefd, dat hoofdzakelijk zijn oorzaak heeft gevonden in de betreurenswaardige twisten om de heerschappij tusschen Arnold van Egmont met zijn zeer heerschzuchtigen zoon Adolf. Roermond, dat een tijdlang door Arnold aan zijn zoon Adolf was uitgeleend als het ware, kwam in verzet tegen deze regeerwijze, hetgeen in tusschen niet veel heeft geholpen. Vele jaren lang heeft de stad den eigenaardigen toestand van de wisselende reg[e]ering van vader en zoon doorstaan: intusschen deed zich een ander geval voor, waarbij Roermond zeer nauw was betrokken. Er was een schil ontstaan tusschen Roermond en den bisschop van Luik, Jan van Heinsberg, wiens afgevaardigde bij zijn komst in Roermond door de burgerij heel eenvoudig in de Maas werd geworpen. De verontwaardiging van den Luikschen bisschop was zoo groot, dat toen eenigen tijd jater drie der Roermondsche kooplieden, die als hoofdschuldigen werden beschouwd en deswege in den kerkban en vogelvrij waren verklaard, met een zeer vrijmoedig gezicht naar Luik kwamen, deze werden gevangen genomen en hun brutaliteit met den dood boetten. Er volgde een hevige klacht van den hertog van Gelre, maar de zaak blijkt ten slotte te zijn bijgelegd.
      De kloof tusschen vader Arnold en zoon Adolf werd, na enkele schijn-verzoeningen, ten slotte definitief doordat, gelijk uit de geschiedenis voldoende bekend mag geacht worden, Adolf zijn vader op een kouden winternacht gevangen nam en hem over ijs en sneeuw onvoldoende gekleed naar een slot gevangen overbracht.

      ’t Duurde nog tot het volgende jaar, vooraleer Roermond den zoon-heerscher als zoodanig noodgedwongen erkende. Adolf kreeg echter zijn streken thuis, toen hij in 1471 op ernstige wijze door den Paus om zijn handelwijze werd gelaakt, en door Karel den Stoute ter verantwoording werd geroepen. Adolf had daar geen zin in, vluchtte, maar werd aangehouden en gevangen gezet op zijn beurt. Het was voor Roermond een zeer blij gebeuren den ouden hertog Arnold te kunnen inhalen. En al waren er andere steden van Gelre, welke Arnold niet meer erkennen wilden, Roermond bleef den ouden grijzen hertog trouw, doorstond zelfs een beleg en zag zijn aanhankelijkheid beloond door erkenning van enkele voorrechten, o.a. om in het ambt van Montfort bier te mogen brouwen, te tappen en te verkoopen en klein geld te mogen munten. Niettemin dient weer niet te worden vergeten, dat diezelfde Arnold van Egmont zijn land voor 300.000 goudguldens had verkocht aan Karel den Stoute.

      Roermonds trouw komt in het volgende toepasselijk versje wel heel aardig in het licht:
      De grootste van de vier en veler steden Moeder,
      ben moedig op mijn saet en kudderijk gebergt’
      Maar ’t is mijn opper-roem dat ik der landen Hoeder
      in zijne ballingschap gewaert heb engeberght.

      Na den spoedigen dood van Arnold en het heengaan van Adolf, treedt Roermond een nieuw tijdperk van zijn geschiedenis ongetwijfeld in, nl. met het bewind van Karel den Stoute.
      Noch onder Karel den Stoute, noch in de korte regeering van Karel van Egmond of onder Karel V en zijn opvolgers Maria van Bourgondië en den Philips den Schoone zijn weinig merkwaardige dingen te vermelden; maar Roermond en Gelre den konden beschouwen.
      Een der merkwaardigste maar tevens meest rampspoedige gebeurtenissen in de 16e eeuw is ongetwijfeld de groote stadsbrand van 1554, waarbij niet minder dan 1100 huizen in de asch werden gelegd. Pest, en enkele weken later orkaanwinden, volgden later nog en teisterden Roermond op geweldige wijze, maar er zat gelukkig genoeg veerkracht in de burgerij om langzamerhand de stad weer opnieuw op te bouwen. Het ging toch niet langzaam, als men bedenkt, dan onder bisschop Lindanus het aantal huizen in Roermond al reeds weer 800 blijkt te wezen.
      Een groote strop voor Roermond beteekende het na den brand weg trekken van de lakenfabrikanten en kooplui, die toch al reeds door allerlei moeilijkheden bij export en onveiligheid der streek in hun handel waren benadeeld.
      De lakenfabricatie was voor Roermond van groot belang geweest: van het tegenwoordige politiebureau dwars door de tegenwoordige stad tot aan het Zwartbroekplein strekten zich de terreinen uit, waar „In de Ramen” zich bevonden.
      Het zou tot in de vorige eeuw duren, voordat de lakenweverij in Roermond weer ter hand werd genomen, n.l. door den Duitscher Klaus, wiens naam hier wel voldoende bekend mag worden verondersteld; hij had zijn „ramen” aan het Munsterplein, welke oppervlakte later in den volksmond werd genoemd „Achter de Ramen”.
      De tijd van Philips II en den tachtigjarigen oorlog heeft ook Roermond een treurige geschiedenis bezorgd. De komst van bisschop Lindanus werd bij de bestaande verhoudingen niet onverdeeld gunstig ontvangen, maar Alva’s wapengerinkel deed het verzet smoren.
      In 1572 kwam het tot een botsing om Roermond, welke gebeurtenis met zwarte letters in de annalen onzer stad moet voorkomen, n.l. het beleg van Roermond door Willem den Zwijger, wiens Duitsche huurlingen op een schandelijke wijze in het bezette Roerm[ond] hebben huisgehouden: de moord van twaalf Karthuizers, het ophangen van enkele Minderbroeders en de minachtende en smadelijke behandeling van den Prior der Karthuizers zijn bekend genoeg als de uitspattingen waaraan de soldaten zich te Roermond overgaven.
      Roermond maakte in dien tijd donkere dingen mede, waarvan de feitenvermeldingen slechts een zwakke weergave zullen geweest zijn van het werkelijk geledene.
      Herinneren we in dit verband slechts aan de dwingelandij van menschen als baron Pollweiler en Blasius van Vegersheim, de dictatuur van de Spaansche heerschappij, waaronder de magistraat werd uitgezogen, arm en rijk, kloosters zoowel als boeren, waaronder de magistraat in de Kathedraal werd opgesloten en de stad langzaam als het ware leegliep.
      Kenmerkend voor den toestand in de tweede helft der zestiende eeuw voor Roermond was wel de geschiedenis van „de kleine beker”, welke thans met den grooten stadsbeker van Gulik nog bestaat en waarschijnlijk het nieuwe Stedelijk Museum zal sieren: de beker draagt het opschrift, dat het in 1609 door den muntmeester Jacob Nederhoven aan Roermond was geschonken. Dit kleinood, ook wel het Moffenbekertje genoemd, werd door den kroniekschrijver Pastoor Nettesheim heel karakteristiek genoemd „de laatste stuiver”, omdat volgens hem de muntmeester reeds in het laatst der zeventiger jaren heel geheim zooveel zilver in den loop van den tijd wist te sparen, dat hij daaruit den beker kon vervaardigen, maar het geschenk eerst vele jaren later aan de stad dorst aanbieden.
      Ook de beeldstorm is aan Roermond niet onberoerd voorbijgegaan: onze stad had het ongeluk een beeldenstorm in optima forma mee te maken, waarbij heel wat beelden en kerken het te verantwoorden hadden.
      Op het einde van de zestiende eeuw kwam Roermond tegelijk met de Nederlanden onder Albert en Isabella, wier feestelijke intocht in 1602 door de ouderen van dagen nog wel herinnerd wordt in de cavalcade, welke vorige eeuw te Roermond werd gehouden.
      De tijd van het Twaalfjarig Bestand was een verademing voor deze streken, waarin de verbitterde twisten een voortdurende plaag vormden.
      De zeventiende eeuw heeft voor Roermond nog op een eigenaardige wijze beteekenis gehad: niet alleen dat de voortdurende oorlogen en twisten van den 80-jarigen oorlog den handel en de industrie van Roermond lam hadden gelegd, en velen gedwongen hadden zich op den landbouw en veeteelt toe te leggen, maar het herhaaldelijk voorkomen van de pest, teisterde de bevolking bij herhaling op ernstige wijze
      Niettegenstaande reeksen pest-verordeningen uit dien tijd bekend zijn, staat het ook vast, dat b.v. in een betrekkelijk kort tijdsverloop 1400 menschen, waarvan een 100 kraamvrouwen, aan deze vreeselijke ziekte stierven.
      De heksenprocessen, een droef mentaliteits-verschijnsel van dien tijd, hebben vanaf November 1613 dagen lang menschenlevens geëischt, welke drama’s zich afspeelden op het Galgekamp of Bloedkamp, ter plaatse ongeveer van de tegenwoordige begraafplaats te Roermond.
      Nog in den 80 jarigen oorlog had Roermond tot tweemaal een beleg te doorstaan, n.l. in 1632, toen de stad door Frederik Hendrik werd ingenomen (de strijd voor de muren kostte het leven aan Ernst Casimir die bij het inspecteeren der loopgraven door een kogel van de belegerden werd getroffen en stierf) en in 1637, toen Roermond voor den kardinaal-infante van Spanje werd heroverd.
      De vrede van Munster van 1648 maakte een eind aan het tientallen jaren durende twisten en oorlogen, tengevolge waarvan Roermond Spaansche bezitting bleef, en het tegenwoordige Limburg het harlekijnspakje kreeg, grillig verdeeld als het grondgebied werd onder vele heeren.
      Vondel heeft van Roermond met recht kunnen getuigen, dat het de sleutel vormde van het strijdb’re Gelderland ,maar ook mag naar waarheid gezegd worden, dat vele bloedige en voor Roermond nuttelooze offers zijn vergoten in de hardnekkige verbitterde gevechten tusschen de tegenstanders, en dat het veel heeft moeten lijden onder de wisselende dwingelandijen van de elkaar de heerschappij betwistende landen en vorsten.