Limburger Koerier/Jaargang 92/Nummer 302/Maasbree

‘Maasbree. De kerk werd in de 17e eeuw door den bliksem vernield. Het Huis Westerlink’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Limburger Koerier, vrijdag 24 december 1937, tweede blad, [p. 1]. Publiek domein in de EU.
[ tweede blad, 1 ]

MAASBREE


De kerk werd in de 17e eeuw door den bliksem vernield.


HET HUIS WESTERLING

Wie voor ’t eerst in Maasbree komt, zal hoogstwaarschijnlijk niet zoo direct getroffen worden door de groote bekoorlijkheid van dit dorp. Tien tegen een zal hij het tamelijk banaal vinden: één lange straat met huizen aan weerszijden. En dan, het zijn me je monumenten wel: huizen van twee verdiepingen zijn er nauwelijks een half dozijn aan te wijzen. Niet één leuke moderne villa siert het dorp. Zijn onmiddellijke omgeving biedt ook practisch niets wat het oog kan boeien; vergeefs zoekt men er een lommerrijke laan, die tot wandelen noodt, of een mooi bosoh, waar op drukkend heete zomerdagen wat verkoeling is te vinden. Waarlijk, wat betreft „dorpsschoon” is Maasbree wel erg misdeeld.

Maasbree is wat men noemt een echt „landelijk” dorp; het toppunt van landelijkheid zou men kunnen zeggen. Moeilijk zal er een dorp aan te wijzen zijn met meer uitgesproken boerenbevolking. Het zijn stoere werkers, die Maasbreesche boeren; het „zwoegen en zweeten” zit ze in ’t bloed; ze hebben verstand van hun vak, hebben wat over voor vakontwikkeling en gaan met hun tijd mee. Van cursussen en lezingen, kranten- en tijdschriftenartikelen op het gebied van land- en tuinbouw hebben ze terdege geprofiteerd en de nieuwste snufjes vinden direct toepassing.

Ook wat betreft het godsdienstige kan de Maasbreesche boer zonder voorbehoud geprezen worden; op politiek gebied is hij uiterst „volgzaam”.

Maasbree is een van de dorpen, die in een lange rij langs den oostrand van de Peel zijn gelegen, evenals Sevenum, Horst en Venray. In den tijd toen er nog geen sprake was van treinen en trams, fietsen, auto’s en bussen, lag een dorp als Maasbree tamelijk geïsoleerd. Maar het westen was de wijde Peeleenzaamheid —, en van de nabuurdorpen was het door betrekkelijk groote afstanden gescheiden. Geen wonder dat de bevolking in den loop der eeuwen wat eenkennig werd en dit gaat er zoo maar een, twee, drie niet uit.

Een merkwaardig en eerbiedwaardig bouwwerk is de Maasbreesche kerk, die zonder twijfel op een hoogen ouderdom kan bogen, al is de juiste datum van den bouw niet bekend. Op een steen in den muur aan de zuidzijde komt het jaartal 1535 voor en in een origineel stuk van het hof van Gelder, dateerend van 1535, wordt gesproken van een bedrag van 150 goudguldens, die voor den bouw van de kerk werden besteed. Vermoedeiijk betreft het hier niet den oorspronkelijken bouw, maar een vergrooting, waarbij o.a het koor verder naar voren werd gebracht. Dat deze vergrooting werkelijk heeft plaats gehad bleek duidelijk bij een nieuwe vergrooting in 1870; toen vond men namelijk de fundamenten van het vroegere koor terug.

Deskundigen schatten den ouderdom van de kerk op 600—700 jaar en ze zou dus tusschen 1300 en 1400 gebouwd zijn. Een aanwijzing in


Het huis „Westering”.


dien zien geeft wel de datum, voorkomend op de oudste van de drie klokken, nl. Juli 1399.

Volgens documenten van 1629 moeten omstreeks dien tijd kerk en toren door den bliksem zijn getroffen, waardoor ze heelemaal afbrandden. De gemeente Maasbree kreeg vergunning cm 40 of 50 morgen gemeentegrond te verkoopen om de herstellingskosten te helpen dragen. Bij die gelegenheid heeft men verzuimd den toren zijn slanke spits terug te geven, om wier hoogte hij vroeger in heel den omtrek bekend moet zijn geweest „Breij met zijn hoogen toeren” heette net eertijds in het Noordlimburgsche land.

Genoemde brand moet ook veel belangrijke documenten en bescheiden verloren hebben doen gaan, en dit zal wel de hoofdreden zijn waarom er zoo weinig positiefs meer bekend is omtrent de lotgevallen van de Maasbreesche kerk. Oorspronkelijk is ze gebouwd in eenvoudigen Gothischen stijl; evenals dit op menige andere plaats is gebeurd, werd ook hier bij latere zoogenaamde herstellingen veel afbreuk gedaan aan de zuiverheid van den stijl. Zoo werden bijv. alle basementen van de pilaren afgekapt, de conterforten (steunmuurtjes of beeren) langs de zijmuren binnen de kerk werden tot op zekere hoogte weggenomen om een effen lambrizeering van geglazuurde tegels te kunnen aanbrengen. De pilaren werden, van hun kapiteelen beroofd, behalve één enkele, die aan de vernieling ontkwam; deze moest bij de latere herstelling als model dienen

De stompe toren maakt den indruk van groote soliditeit. Stoer verheft hij zich boven zijn omgeving, onbewogen trotseert de grijze reus stormen en onweersbuien Toch zit er wel leven in den plompen kolos: Als de groote klok wordt geluid, ziet men den top gemoedelijk heen en weer slingeren.

Opmerkelijk is wel dat de tegenwoordige hoofdingang van de kerk, onder den toren, tot 1866 dichtgemetseld is geweest; er stond een huis voor den toren, dat natuurlijk ook het gezicht op het kerkgebouw belemmerde. Dit huis werd gedeeltelijk afgebroken, waardoor de ingang vrijkwam, en de beide zijingangen werden tot biechtstoelnissen bestemd. Ook aan de zuidzijde van de kerk, dus aan den kant van de straat, lagen eenige huizen, zoodat de dorpsstraat hier een scherpe bocht maakte. Deze huizen werden op kosten van de gemeente opgeruimd, waardoor een belangrijke verbetering van den weg werd verkregen en bovendien nog een ruim marktplein.

Zooals reeds gezegd is dateert een der kerkklokken, en wel de middelste, van het jaar 1399 Haar opschrift luidt vertaald: „Ik heet Aldegondis en werd gemaakt door meester Arnoldus de Grania (waarschijnlijk Aquis Grania of Aken) in ’t jaar O. H. 1399 in de maand Juli:” De grootste en de kleinste klok werden in 1751 hergoten. De eerste weegt ruim 1800 K.G. en heeft een diameter van 1,40 M.

Voorwerpen van hooge kunstwaarde bezit de Maasbreesche kerk niet; fraaie stukken zijn de twee groote kroonluchters, een koperen en een gesmeed-ijzeren

Vermeldenswaard is nog de doopvont, die voor eenige jaren door bemiddeling van de Familie Bloemen gerestaureerd werd

Na 1900 werd de kerk zoetjesaan te klein voor de groeiende bevolking. Eindelijk werd de toestand onhoudbaar, en het was de onvergetelijke herder P. Bloemen, die het initiatief nam tot de vergrooting.

In 1920 werd het groote werk begonnen en toen het ondanks geweldige financieele moeilijkheden tot een goed einde was gebracht, kon Maabree zich weer verheugen in het bezit van een passend en waardig Godshuis. De eenvoudige, kunstzinnige polychromeering, die een paar jaar geleden, ook nog onder pastoor Bloemen, haar beslag kreeg, zette de kroon op het werk. Deze polychromeering was een geschenk van de dankbare parochianen aan hun beminden herder bij gelegenheid van diens gouden Priesterfeest in 1934, terwijl de nieuwe Kruiswegstaties, geschilderd door Windhausen, hem in 1924 aangeboden werden op zijn 40—jarig jubilé.

Als een bezienswaardigheid van Maasbree kan nog genoemd worden het oude „huis Westring”, gelegen een kwartiertje westwaarts van het dorp, vlak bij de tramlijn naar Helden. Oorspronkelijk een adellijke huizinge, doet het op het oogenblik dienst als schuur en bergplaats Sic transit......! Het is opgetrokken in baksteen, heeft twee verdiepingen en mooie topgevels.

Vroeger was Westring in het bezit van de heeren van Kriekenbeck. Doordat een dochter van deze familie in ’t huwelijk trad met den heer van Lom, schepen van Venlo, werd de huizinge in 1535 het eigendom van de familie van Lom. In de kerk ligt een grafzerk met het wapen van die familie.

Later heeft het gebouw zeer geleden door het dichtmetselen van boogvensters en deuren, het verwijderen van het leiendak en de ophaalbrug enz