Limburger Koerier/Jaargang 95/Nummer 203/Langs onbekende paden

Langs onbekende paden
Auteur(s) Anoniem
Datum Donderdag 5 september 1940
Titel Langs onbekende paden. Fietstocht door oude sagen-rijke streek vol natuurschoon.
Krant Limburger Koerier
Jg, nr 95, 203
Editie, pg [Dag], Tweede blad, [2]
Brontaal Nederlands
Bron kranten.delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

LANGS ONBEKENDE PADEN

Fietstocht door oude sagen-rijke streek vol natuurschoon


Kerk van St. Odiliënberg.


      ROERMOND. — Felix Rutten, een minnaar van Limburgs schoon bij uitstek, onderscheidde reeds in 1918 onder de reizenden-door-Limburg-teen drie soorten van bezoekers de eerste soort neemt den trein; de tweede volgt met fiets of auto den Rijksweg van Venlo naar het Zuiden; de derde soort alleen tijgt snuffelend door het land en laat den grooten weg over aan degenen, wier belangstelling eenzijdig is of beperkt door te korten vacantieduur.
      En de schrijver-dichter vervolgt: „„Men kan er niet genoeg op wijzen, welk een misleiding het gevolg is van den grooten Rijksweg, die kaarsrecht door Midden-Limburg snijdt. Daarlangs is niets te zien, heet het terecht. Hij schiet door geen enkel dorp, met uitzondering van Susteren.... De Rijksweg blijft de officieele en gepatenteerde misleider van al wie gedachtenloos zijn spoor volgt.”
      Nu gelooven we niet, dat iemand onzer lezers graag onder de gedachtenloozen wordt gerekend. Waarom zouden we dan dan vacantie, die we zoo absoluut aan ons zelf hebben — geen buitenlandsche valuta lokt ons en spoor en auto in het binnenland staan op rantsoen — niet eens besteden aan de schoonheden van eigen land en eigen streek?
      Het Limburgsche land leent zich bij uitstek voor fietstochten. Je vindt natuurlijk altijd menschen, die het beter weten en die speciaal ons Midden-Limburg al bij voorbaat veroordeelen. Het zijn de lui zonder eigen initiatief. „Poëzie is overal” zei de Genestet. Als je maar uittijgt met goeden speurzin, zul je de waarheid ondervinden.
      Als voorbeeld nemen we vandaag eens een fietstochtje van Roermond naar Echt zonder den Rijksweg, dien we nog altijd kunnen benutten om terug te keeren. Wie is er al in St. Odiliënberg geweest? Dat valt nog al mee In Montfort? Al minder liefhebbers. Im Putbroek en omstreken? Ja, een heeleboel, die indertijd hals over kop uit zucht naar sensatie het hunne van de moord-affaire moesten hebben. Maar gezien hebben ze weinig.
      Dus nemeen we de fiets en rijden eens via deze plaatsen naar Echt. Wij doen daarbij slechts een greep uit den overvloed van gegevens, die den belangstellenden reiziger op het gebied van natuurschoon, historie, sagen en legenden ten dienste staan. Een paar waarschuwingen vooraf. Wapen U met een regenjas en plakmateriaal. Niet dat wij U reeds bij voorbaat willen bang maken met bandenpech en nattigheid, maar je kunt nooit weten en een gewaarschuwd man telt voor twee. Overigens zijn deze beide dingen niet van poëzie ontbloot, als je een humorist in je gezelschap hebt. Ook een paar stevige boterhammen zijn geen overdreven luxe, wanneer men althans zijn oogen goed den kost wil geven en niet in één trap door al het schoon heen schieten. Buitenlucht maakt hongerig en men kan niet verwachten in dit Arcadië een lunchroom aan te treffen. Alleen voor dorst make men zich geen zorg; iedere rechtgeaarde Limburgsche plaats bezit minimum één café en wat er ook op de bon kome, bier voorloopig niet....
      We beginnen dan op den Heinsbergerweg te Roermond en arriveeren via het landelijk Melick al spoedig in St. Odiliënberg. De Roerbrug lijdt helaas nog onder de gevolgen van eenige uren oorlog. Maar geen nood: een eindje verder ligt een noodbrug, waarover wij nog even eerder arriveeren aan ons eerste haltepunt; de monumentale middeleeuwsche kerk van Odiliënberg. Wat bezit ons gewest toch schatten aan natuurschoon en architectuur. Beide zijn hier harmonisch vereenigd in deze kerk, zooals zij daar ligt op den heuvel in een entourage van frisch groen en wuivende boomtoppen. Alleen zoo’n vergeten element van schoonheid is het omfietsen al waard.
      De geschiedenis van het godshuis gaat diep in den nacht van de historie terug, tot omstreeks 700, als Pepijn van Herstal aan de H.H. Wiro, Plechelmus en Otgerus den heuvel afstond met de landstreek in de buurt. De heiligen stichtten hier een kerk ter eere van St. Petrus en een klooster of kanunnikkenhuis, dat met de kerk op 2 Jan. 858 op verzoek van den Utrechtschen bisschop Hungerus door koning Lotharius aan het Sticht Utrecht werd geschonken. Bij de invallen der Noormannen bood het een toevluchtsoord voor de Utrechtsche geestelijkheid en het bleef als eigen kerk aan het bisdom verbonden. Verschillende schenkingen vergrootten het en zoo groeide hier een enclave van Utrechtsch kerkelijk bezit in het gebied van den bisschop van Luik, zooals uit oude documenten blijkt. Een Utrechtsch domkannunik droeg steeds den titel van proost van St. Odiliënberg. Het kapittel werd echter in 1361 naar Roermond verplaatst, zoodat de reguliere kanunnikken van het H. Graf zich in 1465 op den Petrusberg konden vestigen en er tot in den Reformatietijd verbleven. In den 80-jarigen oorlog werd St. Odiliënberg Spaansch doch werd in 1715 bij het Barrière-tractaat aan Holland afgestaan en behoorde toen tot het Staatsch gedeelte van het Geldersch Overkwartier.
      Dat is het voornaamste uit de rijke geschiedenis eener stichting, wier lotgevallen in de publicaties der geschiedkundige vereenigingen honderden paginas vult. Het kerkje heeft dan ook heel wat meegemaakt, zooals we aan de bouwstijlen al zien. Het werd gesticht in de 8e, vergroot in de 9e en herbouwd in de 16e eeuw. Verschillende malen werd het verwoest, waarvan bekend in de 14e eeuw en in 1614. Het gebouw werd eerst gerestaureerd in de 15e eeuw en later weer, op initiatief van den Roermondschen kerkvoogd Mgr. Sanguessa, in 1686. In het midden der vorige eeuw was het eerbiedwaardige gebouw weer geheel vervallen. Gelukkig kreeg de parochie toen een herder, die een groot minnaar was zoowel van kunst als historie en op beide gebieden zijn sporen reeds ruimschoots verdiend had: kanunnik Willemsen. Naast den zij-ingang der kerk vindt ge zijn grafsteen. In de jaren 1880-’83 zorgde deze voor een geheele restauratie en aan hem dankt het dorp dit prachtig godshuis, dat een sieraad voor de streek en een unicum in den lande is. Een architectonische schat, omhuiverd door een wondere legenden sfeer. Zoo mooi en rustig is dit godshuis, waar ook de leek den ouderdom proeft en onder den indruk komt van de geheimzinnige fluisteringen der eeuwen, die in het schemerend ruim beven.

NAAR MONTFORT

      Maar wij moeten verder. Montfort is ons volgende doel. Een prachtige weg door wisselende schoonheden van bosch, heide en akkerland voert ons er heen. Bij Montfort willen we op papier maar even stilstaan. Kort geleden wijdde ons blad er een bespreking kan. We beklimmen er de ruïne en zien den torenromp van het sterke slot dat Hendrik van Gelder voltooide met de steenen van een vestingtoren te Maastricht, die hij sloopte (1277) uit wraak tegen den Brabantschen hertog. Daar is ook de ingebouwde gevangenis waar Reinald II in 1326 zijn vader als in een kooi gevangen hield. Hier herleven de middeleeuwen in het gezicht der historische muurklompen, rankt de legende om het oud gesteente, zooals klimop en kruid zich er aan vasthecht en de steenen nog warmer van kleur doet schijnen, wanneer de zon ze beschijnt....

LEGENDEN EN SAGEN

      Putbroek-Diergaarde is ons volgende doel. Een streek vol natuurschoon met een aaneenschakeling van verrassingen. Prachtige frisch-groene dennenbosschen worden er afgewisseld door stukken bouwland met randen van hakhout. En reeds zien we hier en daar een purper waas over de struikjes, waar erica en dopheide hun bloempjes verheffen.
      Opgravingen hebben aangetoond, dat deze streek reeds vroegtijdig bewoond was. In vroeger eeuwen zag het hier anders uit. Oude menschen spreken nu nog van de wildernis, die vroeger het Montforter en Echterbroek was. De historici zoeken hier de Menapiërs, die in deze bosch- en moerasrijke streken hun verblijf hadden. Hier voelden zij zich veilig tegen vijandige stammen en overvloed van wild en visch stond hun ten dienste.
      Ook de sage bloeit hier. De roode vuurmannen verschrikten de streek en ginds ligt de verlaten Bollenberg, waarvan ons blad het vorig jaar nog interessante vondsten kon melden. Het verhaal gaat hier van de schanddaden van een roofziek edelman, die zich niet ontzag om de heiligdommen van vorst Swentibold te schenden. De vloek des hemels rust op die plek, die door de bewoners maar zelden betreden wordt, en de historicus spoort er tevergeefs naar de grondvesten van den machtigen burcht. Doch langs de glooiïng van den heuvel liggen steenbrokken en leien wijd en zijd verspreid, zwart geteekend door de wraak des duivels.
      En de ruïnen van Annadaal en Mariadaal weten te verhalen van de gastvrijheid en edelmoedigheid, die de adellijke en vrome dochters van den heer van den Bollenberg daar lang geleden ontplooiden, om zoodoende de gruwelen van hun vader uit te wisschen. De drossaardsfiguur wenkt uit de verte van de Montforter ruïne en als waarschuwende actualiteit zien we het kruisbeeld langs den weg, herinnerend aan de jongelingen, die hier in de bosschen hun leven lieten door moordenaarshand......
      Eigenlijk is het jammer, dat we zoo luchtig over al dat moois heen moeten stappen. Maar wie iets voor gewest en streek voelt, neme de boeken, die er over handelen. Al dit natuurschoon, die sagen en legenden, die rijke historie, die teruggaat tot de eerste eeuwen der jaartelling en via de vondsten nog veel vroger, is beschreven door deskundige pennen. Kanunnik Willemsen schreef over St. Odiliënberg, Wolters en Simonis over Montfort, Peters en de Weltersen over Echt.

HET LAND VAN ECHT

      Over de Pepinusbrug gaan wij op Echt aan De naam zegt ons reeds, waar zij aan herinnert; tot Pepijn van Herstal laat de sage haar teruggaan. Pepijn, die aan de heiligen van Odiliënberg hun woonstee schonk, was er door hechte vriendschapsbanden mee verbonden. Van zijn paleizen te Meerssen, Susteren of Gangelt bracht hij dikwijls een bezoek aan de vrome mannen. Het verhaal gaat nu, dat hij eens met zijn dochter Odilia, de heilige wier naam met Odiliënberg verbonden is en die van haar geboorte blind was, naar St. Wiro ging om door dienst voorspraak het gezicht zijner dochter te verkrijgen. Toen hij de beek wilde doorwaden, bleef de zware reiswagen in den moerassigen bodem steken. Visschers, die in de nabijheid hun bedrijf uitoefenden, snelden toe en trokken hem op het droge. Uit dankbaarheid schonk Pepijn, deze onherbergzame, doch visch- en wildrijke streek aan de bewoners van Putbroek, Slek en Hingen, die er ten eeuwigen dage de opbrengst van zouden genieten. Ook liet hij er een brug slaan, die nu nog de Pepinusbrug heet. ..
      Nog veel zou er te vertellen zijn, maar wij willen hiermee eindigen. Wie er meer van wil weten, neme het rijwiel en make den tocht zelf. Dus: „Goede reis!”, niet op papier, doch inderdaad!