Limburgsch Dagblad/Jaargang 15/Nummer 106/De geschiedenis van Heerlens oudste godshuis: de Sint Pancratiuskerk

De geschiedenis van Heerlens oudste godshuis: de Sint Pancratiuskerk
Auteur(s) P. Peters
Datum Dinsdag 3 mei 1932
Titel De geschiedenis van Heerlens oudste godshuis: de Sint Pancratiuskerk
Krant Limburgsch Dagblad
Jg, nr 15, 106
Editie, pg [Dag], zesde blad, [1]
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

De geschiedenis van Heerlens oudste godshuis: de Sint Pancratiuskerk

De Geleenstraat rond 1900. Heerlen had toen ruim 6000 inwoners.

      Het oudst bekende Heerlensche Godshuis had tot patroon den H. Andreas; hiervan wordt gewag gemaakt in de tot nu toe oudste oorkonde van 20 Juni 1061, waarin over Heerlen gesproken wordt. De meeste kerken toegewijd aan een der apostelen, de eerste verkondigers van het Christendom, zouden reiken tot in den Romeinschen tijd of tot in den vroeg-middeleeuwschen tijd. — Waar dit kerkje gestaan heeft en tot hoe lang het bestaan heeft, is onbekend. Onmogelijk is ’t niet, dat het stond in de Emmastraat bij huis no. 9, waar wij indertijd dwars door deze straat op 1½ M. diepte een zwaren muur vonden, die niet afkomstig was van een Romeinsch gebouw.
      De St. Pancratiuskerk, staande midden op het plein van het oude kasteel Herle, is niet vóór dit kasteel gebouwd, want resten van muren van dezen middeleeuwschen burcht liepen tot de buitenmuren der zijbeuken van de kerk en waren daar weggebroken. Wij vermoeden, dat met de stichting van ’t kasteel (na 1244) een slotkapel gebouwd werd en deze kapel evenals de misschien bouwvallig geworden St. Andreaskerk vervangen werd in de 2e helft der 13e eeuw door de St. Pancratiuskerk. In ieder geval moet er een ingrijpende gebeurtenis hebben plaats gehad om de kerk van den H. Andreas te vervangen door één, toegewijd aan den H. Pancratius. Dit zou niet gebeurd zijn, wanneer deze twee kerken op dezelfde plaats hadden gestaan.
      De St. Pancratiuskerk, georiënteerd met 17° noordelijke afwijking, is driebeukig. Zij is opgetrokken in eenvoudigen Romaanschen stijl met Kunraadschen breuksteen. Aan de uiterste westzijden der zijbeuken zijn sporen van vroegere ingangen en van vele veranderingen. De middenbeuk is in ’t westen afgesloten door een zwaren, vierkanten toren met Romaansche ingangen van leteren datum; van de vier geledingen zijn de benedenste twee opgetrokken met Kunraadschen kalksteen, de twee bovenste met mergelblokken. Aan de zuidzijde van den toren staat een traptorentje, gebouwd in 1862.
      Eeuwenlang is de St. Pancratiuskerk de parochiekerk van Heerlen geweest. Tot deze parochie behoorden in vroegere tijden Hoensbroek, Nieuwenhagen, Schaesberg en Heerlerheide. Onze

De St. Pancratiuskerk in oud Heerlen.

kerk had rijke inkomsten, wat blijkt uit de schatting op geestelijke goederen door den koning van Spanje in 1567 gevraagd. Toen waren in onze kerk vijf altaren, want in die schatting droegen bij het O. L. Vr. altaar, het St. Nicolaas-, het St. Mathijs-, St. Anna- en St. Catharine-altaar. Bij resolutie van 1633 werd bepaald, dat in de plaatsen van Overmaas, waar twee kerken waren, één moest overgegeven worden aan de Gereformeerden en waar slechts één kerk was, deze moest dienen voor Protestanten en Katholieken, die er afwisselend hun eeredienst konden uitoefenen. Het gemeenschappelijk gebruik der kerk werd genoemd simultaneum. In de St. Pancratius kerk bleef deze toestand met een korte onderbreking bestaan tot 1841.
      Het grootste onheil dat, zoover ons bekend is, de St. Pancratiuskerk trof, was in 1606, toen de torentop door een westerstorm afgeworpen werd en middenschip en zijbeuken deerlijk geteisterd werden. Hier volgt het oorspronkelijk verhaal van dit onheil, zooals ’t geschreven staat op een der laatste bladzijden van ’t oudste Doop-, Trouw- en Sterfteregister (1588—1620) van Heerlen. „Ao. 1606 op Paesz Maendach naemiddag umbtrint twe uhrenn is alsoe einen groiten windt unnd unweder gewest dz Herlen Kirchthorn aeffiel, dz gewolfe entweij und gantz te baudem, die aefbehanger (zijbeuken) al entweij, hauser ende baum all te nieder, in summa alsuch unwedder und tempest wasz er, dat uns anders niet en meinden die gantzen weldt sol vergangen hebben.”
      De St. Pancratiuskerk heeft herhaalde malen herstellingen of verbouwingen ondergaan. Van de groote en kostbare herstelling der kerk na het ongeluk van 1606 hebben we geen aanteekeningen gevonden. Omstreeks het midden der 18e eeuw was de toren zeer bouwvallig en werd gerestaureerd; het jaartal 1750, aan de noordzijde boven links op een mergelblok uitgekapt, herinnert daaraan. In 1862 werd een nieuw achthoekig koor bijgebouwd in Gothischen stijl en van briksteenen, ofschoon de geheele kerk gemetseld was met breuksteen in Romaanschen stijl; een torentje (niet Romaansch) van mergelsteen, vervangende een oude trap naar ’t oksaal, werd aan den grooten toren toegevoegd. In 1880 onderging de kerk inwendig een groote restauratie. De grootste herstelling en vergrooting der St. Pancratiuskerk had plaats in 1901—1903. Waar het Gothische koor stond, dat afgebroken werd, kwam een dwarschip, een z.g. transept, gedragen door vier pilaren; een nieuw priesterkoor, waaronder een krypt, werd bijgebouwd. Mat de oude kerk buitenwerkt 40 M., deze lengte werd gebracht op 64 M. De kerkvloer werd ruim 1 M. dieper gelegd. Om de kerk het aanzien te geven in echt Romaanschen stijl opgetrokken te zijn, werd, wat aan Gothischen stijl deed denken, weggebroken, zooals het reeds genoemde achthoekige koor, de kolommen tegen de groote vierkante pilaren en het geheele gewelf van den middenbeuk. Het koor werd gepolychromeerd en ’t overige gedeelte der kerk werd geïmiteerd in geelgrijzen bloksteen. De kansel werd van de rechter- naar de linker-, dus naar de evangeliezijde verplaatst.
      Aan kunstschatten is de St. Pancratiuskerk minder rijk. Wij noemen: een cylindermonstrans (1603); schilderijen voorstellende De Marteling van den H. Sebastianus en de H. Catharina (1e helft der 18e eeuw), De Aanbiding der Wijzen (1700), De Vlucht naar Egypte (1700), De H. Magdalena (einde 17e eeuw), De Afneming van het Kruis) (copie naar Rubens, einde van de 17e eeuw), De Madonna in den Bloemenkrans (1e helft 19e eeuw). Van modernen datum is de Kruisweg op de wanden der zijbeuken, geschilderd door A. en P .Windhausen, Roermond, 1928.
      Vermeldenswaard zijn nog de drie klokken, die in den grooten toren hangen. De grootste (de vroegere Bank- en brandklok) werd gegoten op het landgoed Meezenbroek in 1743 door Christian Wilhelm Voigt en draagt een Latijnsch opschrift, dat vertaald luidt (Mialaret, Publications 1924): „Op bevel der Staten hergoten is de (klok) er (weer) uit de inkomsten van het beneficie van het personaat, 1743 C. W. V. maakte mij.”
      De tweede in 1827 door gebr. J. B. N. en F. A. Gaulard, Tongeren; zij heet Pancratius. De derde, zij heet Hubertus, werd in 1848 gegoten door Gaulard, vader en zoon, klokkengieters te Luik en Aken.
      Waarschijnlijk waren deze laatsten een zoon en kleinzoon van één der Gaulards van 1827.

P. PETERS.                  
Archivaris der Gemeente Heerlen.

25 jaar geleden was Heerlen nog een dorp.
Wie zou de Geleenstraat van thans uit
deze foto herkennen?