[ 60 ]
 

60 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.

DE LX. AFBEELDING.


IN January 1701. begaf ik my in het bosch tot Surinaame om te zien of iets ontdekken konde, ik vond deze Bloem aan een Boom, die cierlyk rood was, van naam en eigenschap aan de Inwoonders des zelven Lands onbekend.

Hier vond ik een schoone groote roode Rups, die op elken lid drie blaauwe corallen, en op ieder coral een swarten pluim had, ik dachte hem met de bladen van dezen Boom te spysen, maar hy heeft sig ten eersten ingesponnen, en is tot zulk een raare Poppetjen geworden, zo dat ik niet zeeker weet of ik sijne rechte spyse heb gevonden of niet; Den 14. January quam een zulke schoone Cappelle daar uit, sijn achterste vleugels zyn van binnen schoon blaauw, de voorste bruin met een witten streep daar door heen, met wat blaauw, gelyk hier vliegend vertoond word, de buitenste vleugels hebben drie ronde boogen met swart, geel en bruin, en zeer schoongevlamt, gelyk hier zittend vertoond word, in Holland word hy de Groote Atlas genaamt.

Wilde Wespe of Maribonse van de Inwoonders genaamt werden op Surinaame overal gevonden, zelfs in de huizen en in het veld, zyn bruinachtig van coleur, se steeken de menschen en beesten die haar naderen, en haar in haar doen verstooren, sy maaken huiskens als in Europa van allerlei aardige fabryk, waardig om te beschouwen, men ziet daar in merkteekenen van voorsigtigheid, hoe sy tegens regen en wind gebouwt zyn, om haar zaad in zekerheid te leggen, uit dit zaad komt eerst een witten Worm, gelyk een onder de Rups legt, deze veranderd allenskens in zulke soort van wilde Beijen, die een plage des zelven Lands zyn.