Navonkeling/’t Grasviooltjen
← Overstrooming | Navonkeling (1854) door Willem Bilderdijk | Onmacht → |
Uitgegeven in Schiedam door H. A. M. Roelants. |
’t Grasviooltjen.
Qui benè latuit, benè vixit.
HORAT.
HORAT.
Bekoorlijk is uw bloeien,
ô Purpren violet,
Om wie de Zefirs stoeien
In ’t dichte klaverbed.
ô Laat u door de bladen
Uw geur toch niet verraden,
Noch ’t blinken van uw schoon;
Maar leer gelukkig wezen
In roem en lof te vreezen,
En uiterlijk vertoon. —
ô Purpren violet,
Om wie de Zefirs stoeien
In ’t dichte klaverbed.
ô Laat u door de bladen
Uw geur toch niet verraden,
Noch ’t blinken van uw schoon;
Maar leer gelukkig wezen
In roem en lof te vreezen,
En uiterlijk vertoon. —
Als, onder ’t gras ontloken,
De nederige bloem,
Zoo leeft in schaâuw gedoken,
Verdienste zonder roem.
Maar ach! daar trekt zy de oogen;
Der duisterheid onttogen,
Verzelgt zy eer en lof;
Wordt driftig aangebeden;
Dan, met den voet getreden,
Als onkruid in den hof. —
De nederige bloem,
Zoo leeft in schaâuw gedoken,
Verdienste zonder roem.
Maar ach! daar trekt zy de oogen;
Der duisterheid onttogen,
Verzelgt zy eer en lof;
Wordt driftig aangebeden;
Dan, met den voet getreden,
Als onkruid in den hof. —
Ook dit is u te wachten,
Wie de Eerzucht sloop in ’t hart.
Zy teelt ontruste nachten,
En dagen vol van smart.
Haar morgenschemer flikkert;
Maar ach! het zonoog blikkert;
De heldre kim verschiet;
De lucht is vol van dampen!
En ’t leven gaat in rampen
Met al zijn hoop te niet.
Wie de Eerzucht sloop in ’t hart.
Zy teelt ontruste nachten,
En dagen vol van smart.
Haar morgenschemer flikkert;
Maar ach! het zonoog blikkert;
De heldre kim verschiet;
De lucht is vol van dampen!
En ’t leven gaat in rampen
Met al zijn hoop te niet.
1825.