Navonkeling/Voorbericht deel 2
← Deel 2 | Navonkeling (1854) door Willem Bilderdijk
Voorbericht |
="Holland" → |
Uitgegeven in Schiedam door H. A. M. Roelants. |
[ 5 ]
Het Eerste Deel dezer NAVONKELINGEN was bestemd om reeds in den aanvang van het vorige jaar in het licht te verschijnen, en het Tweede moest kort daarop volgen. Buiten mijn toedoen en volstrekt tegen mijn wensch en begeerte, treden thands beide te gelijk en zoo vele maanden later op. Hierdoor verloren noodwendig verscheidene dezer Dichtsrukjens dat voorrecht der tijdigheid, voor zoo verr' zy tot openbare voorvallen in betrekking staan, hetgeen er by vele lezers wellicht een belang aan kon geven, dat nu of verflaauwd of verloren is, vooral in een tijd als zelfs de ontzettendste gebeurtenissen, waarin zich de Almachtige hand der Voorzienigheid in straffe of beweldadiging blijken doet, weinig indruk maken, en die weinige indruk dan nog al zeer spoedig uitigewischt is.
Te aanmerklijker is dit in de voortbrengsels eens Grijzaarts, wiens uitstortingen inderdaad, wel beschouwd zijnde, op dat gene neérkomen, wat onze CATS met den naam van Invallende gedachten op voorvallende gelegenheden bestempelde, en hoedanige in een hoogen ouderdom, tot ondernemingen van een eigenlijk en opzettelijk Dichtstuk te zwak, natuurlijker wijze de eenige en opzettelijk vruchten uit kunnen maken, de reeds ontbladerde tronk nog kan opleveren. Mochten zy dan ook niet t' eenenmaal smakeloos bevonden, aan een teder die nuttigheid opleveren, welke mijne jeugd uit die dezes stichtlijken Hoofddichters onzer Grootouderen putten mocht, en nog steeds zijn naam en gedachtenis tot by 't laatste nageslacht zegenen doe!
Wat de verzen-zelven betreft. Hooge vlucht van een jeugdig bloed zal men zeker van een ouderdom als den mijnen niet wachten; maar wat een oud Troubadour van Provence zijnen tijdgenooten tot les gaf, hoop ik dat er, ondanks de schorgewordene keel, niet geheel in ontbreke:
Si com li penhidor
Coloro fo que fan,
Deu hom colorar tan
Paraulas ab parlar;
C'om no'l peusca reptar.
De algemeene Taalgeleerdheid van tegenwoordig maakt zekerlijk de er van den zin hier geheel overbodig; met dat al wil [ 6 ]ik ze ten behoeve van die enkele wien de beteekenis niet vaardig genoeg te binnen mocht schieten, wel toe geven:
Als de schilder op 't paneel;
Woord en klanken saamschakeeren,
Dat het oor en boezem streel'.
En het hart zich niet verzette
By het galmen van de keel.
Wie mijne verzen echter naar de nieuwmodische uitspraak lezen wil, dien gun ik van harte dat zy in den gorgel blijven steken, tot men eens weder wijs genoeg worde, om zijne zachte en welluidende moedertaal te leeren verstaan, en behoorlijk uitbrengen.
1825.