Nieuwe Rotterdamsche Courant/Jaargang 69/Nummer 98/Avondblad/Bioskopie en Censuur
‘Bioskopie en Censuur’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, dinsdag 9 april 1912, Avondblad, B, p. 2. Publiek domein. |
Bioskopie en Censuur.
(Van onzen correspondent.)
De Londensche Graafschapsraad heeft, even vóór zijn Paaschreces, een besluit genomen, dat van bizonder belang is, en ook buitenslands de aandacht verdient waar een censuur op de lichtbeelden, in bioskopische schouwburgen vertoond, door velen wordt bepleit, om redenen, welke vrij algemeen bekend zijn, en trouwens voor de hand liggen.
Voorstanders eener dergelijke bioskopische censuur worden ook hier aangetroffen, en sommigen hunner hebben getracht den Londenschen Graafschapsraad over te halen haar binnen het graafschap in te voeren. Hun desbetreffend verzoekschrift is toen in handen gesteld der bizondere commissie voor schouwburgaangelegenheden. En het was haar rapport, dat door den Graafschapsraad, omtrent het middernachtelijk uur, in overweging genomen en afgedaan werd.
Bedoeld rapport strekte, om het censuurvoorstel te wijzen van de hand en met groote meerderheid van stemmen heeft de Graafschapsraad zich met de conclusiën zijner schouwburgencommissie vereenigd. Een korte, doch belangwekkende beraadslaging is aan deze beslissing voorafgegaan. De progressist Smallwood deed, namens de voorstanders eener bioskopische censuur, aan de hand, de adviezen der schouwburgencommissie terug te zenden, met de opdracht, om andere adviezen voor te dragen. Smallwood betoogde, dat zulk een censuur noodig was geworden. „Vele bioskopische lichtbeelden,” zeide hij, „zijn verderfelijk walgingwekkend en zij hebben een ontzenuwende uitwerking, bovenal op het gemoed van jeugdige toeschouwers.”
Hij bleek evenwel slechts enkele graafschappelijke raadsleden aan zijn zijde te hebben. De volkomen juiste opmerkinig werd gemaakt dat ’t geen zin hebben zou, om een afzonderlijke bioskopische censuur van geheel plaatselijken aard, immers voor Londen alleen geldig, in te voeren, allerminst op een oogenblik, dat de oneindig gemakkelijker toe te passen censuur voor de gewone schouwburgen en tingeltangels reeds aan allerlei vinnige kritiek blootgesteld staat, wordende haar algeheele afschaffing door velen bepleit.
Het hoofdpunt, in de conclusiën der schouwburgencommissie vooropgesteld, was wel dit: het tegenwoordige stelsel van toezicht op de bioskopische schouwburgen heeft volkomen goed gewerkt en er bestaat geen reden een ander ervoor in de plaats te wlllen stellen. Dat stelsel komt hierop neer: er is geen censuur van ambtswege; het publiek oefent haar zelf uit door bemiddeling der toeschouwers. Ziet een hunner, of zien eenigen hunner, iets onbehoorlijks vertoond in een bioskopischen schouwburg, zoo kan de schouwburgencommissie gewaarschuwd worden. Zij stelt een onderzoek in en beslist dan naar bevind van zaken.
In den regel is een vermaning, tot den eigenaar van den desbetreffenden bioskopischen schouwburg gericht, voldoende. Hij weet, dat zijn vergunning gevaar loopt, als hij wenken en vermaningen stelselmatig in den wind slaat. Wij hebben gezien wat er gebeurd is, toen de „bombardier” Wells met den neger Johnson zou boksen in Earl’s Court. De minister van binnenlandsche zaken heeft destijds dat vuistgevecht verboden, doch eer zijn oekas [?] verscheen, had toch reeds de Londensche Graafschapsraad de eigenaars van bioskopische schouwburgen verwittigd, dat lichtbeelden, met voorstellingen dezer bokspartij hier allicht evenveel aanstoot zouden kunnen geven als indertijd de walgingwekkende lichtbeelden betreffende het vuistgevecht te Reno, zelfs in Noord-Amerika, waar zij, op tal van plaatsen, tot bloedige vechtpartijen, tusschen blanken en negers, en tot allerlei geweldenarijen hebben gevoerd.
Ik houd mij overtuigd dat, indien zelfs de bokspartij te Earl’s Court ware doorgegaan, slechts zeer weinige lichtbeelden erover hier in bioskopische scbouwburgen zouden zijn vertoond. De meeste menschen van eenig fatsoen zouden ze niet hebben willen aanschouwwen, en hoogst enkele ondernemers trouwens maar bij machte geweest zijn, voor de vliesjes de buitensporige prijzen te betalen, die de vervaardigers ervan eischten.
Er bestaan overal natuurlijk wel menschen, die juist in het vieze of walgelijke behagen scheppen en veel geld ervoor over hebben, om allerlei gedrochtelijkheden in lichtbeelden voor oogen gevoerd te krijgen. Zulke lieden vinden, het spreekt van zelf, hun leveranciers, maar geen censors zouden beiden ooit kunnen achterhalen, omdat de vertooningen heimelijk ’s nachts ergens gehouden worden, waarbij enkel „geabonneerden” toegang hebben.
De politie, alleen zou in dergelijke gevallen kunnen optreden, doch ’t ligt voor de hand, dat de schuilplaatsen van zulke verboden bioskopische schouwburgen heel moeielijk te ontdekken zijn. Zij verplaatsen zich alle avonden, nestelen ergens binnenshuis en de ondernemers beschikken over alle middelen, om zich tegen overrompelingen te verzekeren.
Neen, Ik moet zeggen, dat openbare vertooningen van bioskopische lichtbeelden van misdaden en gruwelen hier te lande, voor zoover mij bekend, tot dusverre slechts weinige geweest zijn. Houndsditch noch Sydney-Street heb ik in een bioskopischen schouwburg van eenigen naam te Londen zien adverteeren.
Vergelijk nu eens deze betrekkelijke Engelsche gematigdheid in de sensationeele bioskopie met de bandeloosheid, welke in Amerika, misschien ook wel in sommige vastelandsche staten, heerscht. De berichtgever te New-York der Daily Telegraph vertelde ons, eenige dagen geleden, dat de Amerikaansche bioskopisten enorm veel werk hebben gemaakt van de „heldendaden” der gevaarlijke boevenbende in West-Virginië, die onder aanvoering van zulke desperado’s als Sidna Allen en Wesley Edwards, zoolang een schrikbewind heeft weten te handbaven in de spelonken en bergwouden aldaar, en onlangs de gerechtszaal te Hillsville in een moordhol verkeerde; door rechter, sheriffs, enz. neer te schieten.
De expeditie der politie, enz., is nu bezig de moordenaarsbent in haar laatste sluiphoeken op te sporen en onschadelijk te maken.
De man der Daily Telegraph deelt ons mede, dat een geheel heirleger van bioskopisten die expeditie overal volgt. Het zijn, seint hij, welgeoefende lieden, die alles – het moordtooneel te Hillsville, de vlucht der snoodaards naar de bergen van West-Virginië en het „beleg” aldaar – behoorlijk ingestudeerd en reeds in de bioskopische schouwburgateliers, waarover ik onlangs schreef, opgevoerd hebben. Dank zij hun ondernemingsgeest, zegt de correspondent der D. T., kent elke stad, elk dorp der Vereenigde Staten het gebeurde even goed als de West-Virginiërs zelf.