Nieuwe Rotterdamsche Courant/Jaargang 74/Nummer 316/Ochtendblad/Tijdschriften

Tijdschriften
Auteur(s) Anoniem
Datum Donderdag 15 november 1917
Titel Tijdschriften
Krant Nieuwe Rotterdamsche Courant
Jg, nr 74, 316
Editie, pg Ochtendblad A, 1
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein

Tijdschriften.

      Onder redactie van Theo van Doesburg verschijnt er een nieuw „maansblad voor de beeldende vakken” bij Harms Tiepen te Delft. Het heet De Stijl.
      In de Inleiding leeft men:
      „Dit tijdschriftje wil den modernen mensch ontvankelijk maken voor het nieuwe in de Beeldende Kunst. Het wil tegenover de archaïstische verwarring – het „moderne barok” – de logische beginselen stellen van een rijpenden stijl, gebaseerd op zuivere verhouding van tijdgeest en uitdrukkingsmiddelen. De Redactie zal het hierboven omschreven doel trachten te bereiken door den werkelijk modernen kunstenaar, die iets kan bijdragen tot de hervorming van het aesthetisch besef en de bewustwording der beeldende kunst aan het woord te laten. Waar het publiek nog niet aan de nieuwe beeldingsschoonheid toe is, wordt het de taak van den vakman het schoonheidsbewustzijn bij den leek wakker te maken. De werkelijk moderne, – d.i. bewuste, – kunstenaar heeft een dubbele roeping. Ten eerste: het rein-beeldende kunstwerk voort te brengen: ten tweede: het publiek voor de schoonheid der reine beeldende kunst ontvankelijk te maken. Hiervoor is een tijdschrift van intiemen aard noodzakelijk geworden.”
      Piet Mondriaan verklaart „de nieuwe beelding in de schilderkunst”; B. van der Leck behandelt „de plaats van het moderne schilderen in de architectuur”; Anthony Kok „de moderne schilderij in het interieur”; J.J.P. Oud „het monumentale stadsbeeld”.
      Het omslag van De Stijl is van den Hongaar Vilmos Huszàr. Bijlagen reproduceeren een „schilderij” – blokjes in verschillende toon en van verschillenden omvang – door B. van der Leck en een ontwerp van een huizencomplex op een strandboulevard door J.J.P. Oud.
      Piet Mondriaan’s artikel begint aldus:
      „Het leven van den huidigen, gecultiveerden mensch keert zich langzamerhand van het natuurlijke af: het wordt al meer en meer abstract leven.
      Waar het natuurlijke (uiterlijke) meer en meer „automatisch” wordt, zien we de levensaandacht zich meer en meer op het innerlijke vestigen. Het leven van den werkelijk modernen mensch is noch op het materieele òm het materieele gericht, noch domineerend gevoelsleven, maar treedt als meer zelfstandig leven van den zich bewustwordenden menschelijken geest op.
      De moderne mensch – tòch een eenheid van lichaam, ziel en geest – toont een veranderd bewustzijn: alle levensuitingen nemen een andere verschijning aan, en wel een meer bepaalde abstracte.
      Zoo ook de kunst: als product van een andere dualiteit in den mensch gaat zij zich uiten: als product van een gecultiveerd uiterlijk en een verdiept, meer bewust innerlijk – als zuivere beelding van den menschelijken geest, komt zij tot uitdrukking in een zuiver aesthetisch beeldende, in een abstracte verschijning.”