Nieuwe Rotterdamsche Courant/Jaargang 78/Nummer 322/Ochtendblad/Boeken

Boeken
Auteur(s) Anoniem
Datum Zondag 20 november 1921
Titel Boeken. Arbeiderswoningen. Kalenders
Krant Nieuwe Rotterdamsche Courant
Jg, nr 78, 322
Editie, pg Ochtendblad B, 1
Opmerkingen Arie Keppler vermeld als A. Keppler, Hendrik Petrus Berlage als H.P. Berlage, Willem Kromhout als W. Kromhout, Karel de Bazel als De Bazel, Michiel Brinkman als Brinkman, Willem Dudok als W. Dudok, Jacobus Johannes Pieter Oud als J.J.P. Oud, Michiel de Klerk als M. de Klerk, Piet Kramer als P. Kramer; bevat citaat van Jan Wils
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein
Boeken.

Arbeiderswoningen.      

      Een verklaring, waarop men zich geenszins verhoovaardigt, waarover men echter zich diep verheugt, moge het eerste zijn, dat we uit deze belangrijke uitgave, met steun van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen door W.L. & J. Brusse s Uitgs. Mij. alhier ondernomen, overbrengen: terwijl — dus schrijft de architect Jan Wils — „in andere landen de oorlogsfakkel brandde, werd hier bijna uitsluitend aan de volkswoning gewerkt”.
      Ook de directeur van den woningdienst te Amsterdam, Ing. A. Keppler, verklaart dat dit boek „een beeld van wat bereikt is”, er tevens een heeten mag „van veel arbeid en van ontwikkeling”.
      „Arbeiderswoningen in Nederland, vijftig met rijkssteun, onder leiding van architecten, uitgevoerde plannen, met de financieele gegevens bijeengebracht door Dr. H. P. Berlage, Ing. A. Keppler, W. Kromhout en Jan Wils.
      Ook voor de kunst — betoogt Dr. Berlage in een woord vooraf — heeft het verrichte groot belang. „Want door die ontwikkeling van den bouw der arbeiderswoning, bij den woningnood nog tot een versneld tempo aangezet, ontstond, zelfs bij verschil van woningtype, reeds een zekere eenheid van planindeeling, waardoor in eersten aanleg de geslotenheid, en groote eigenschap van stijl werd gewaarborgd... Het kunstzinnige arbeidershuis vond, als afzonderlijke woning in tuinstad en tuinstadwijk, als woningblok in de stad zelf, zijn verwezenlijking. En dit is ongetwijfeld van een zoodanige beteekenis, dat voor hen, die later over de ontwikkelingsgeschiedenis der hedendaagsche bouwkunst zullen schrijven, het arbeidershuis daarin het belangrijkste element zal blijken te zijn.”
      Een keurverzameling toont deze uitgaaf niet, „ook al omdat slechts woningen werden afgebeeld die met rijkssteun werden gebouwd”.
      Hoe deze ontstond? De heer Keppler, die het vertelt met de geschiedenis der woningwet en wat daarvan het gevolg geweest is, begint zijn overzicht met de woorden van Mr. P. J. M. Aalberse: „Waar woningnood heerscht en het particulier initiatief te kort schiet, is het de taak der gemeenten om voor goeden woningbouw te zorgen.” Het succes van de woningwetbouw acht de heer Keppler niet te overschatten. „Het zal dan ook steeds een daad van wijs be[onleesbaar] zijn, den Woningwet op de plaats te doen blijven, waar die noodig is, dat is vooraan en — hoe groot of hoe klein de aanbouw door eigenbouwers ook op eenig tijdstip moge wezen — op die plaats, welke de woningvoorziening beheerscht. Immers de opbouw van geheele stadskwartieren kan worden geleid door den Woningwetbouw.”
      Daar tot de ontwikkeling van den woningbouw de in dit boek verzamelde gegevens veel kunnen bijdragen is tot de uitgaaf en tot den steun door het genoemde departement besloten. Nochtans: „de plattegronden zullen verbetering toelaten, vele situatieplans eveneens”. En, wat de aesthetische ontwikkeling aangaat, deze „kent geen grenzen”.
      De verzameling, hier bijeen, maakt, naar de heer Wils toelicht, geen aanspraak op volledigheid. Bijeengebracht zijn die ontwerpen, door welke van de verschillende inzichten in het woningvraagstuk kan worden kennis genomen. Maar een keurcollectie is niet gestreefd. Zelfs zal men enkele belangrijke woningcomplexen missen, doordien de makers geen gehoor hebben gegeven aan de uitnoodiging hun werk ter reproductie af te staan. Van elk opgenomen plan zijn zoo ruim mogelijk gegevens verschaft. Behalve plattegronden van woningtypen en een situatie, waaruit de groepeering is af te lezen, zijn teekeningen van voor- en achtergevels opgenomen. Zelfs een enkele maal een doorsnede. Teneinde een duidelijk beeld van de architectuur te schenken werden bij elk plan twee foto’s opgenomen of een perspectivische teekening. Ter completeering en vergelijking zijn nog eenige cijfers gegeven.
      Ziehier wat de afbeeldingen te zien geven: woningbouw Amsterdam, architect De Bazel en van denzelfde woningbouw Bussum; daarna Amsterdam, architect Berlage en van denzelfde nog twee andere werken in de hoofdstad. Woningbouw Dordrecht, architect Van Bilderbeek. Woningbouw Rotterdam, Architect M Brinkman, Woningbouw Wassenaar, architect A. Broese van Groenou. Woningbouw Bloemhof alhier, architect W. Dahlen alhier. Woningbouw Hilversum, architect W. Dudok aldaar. Woningbouw Leiderdorp, architecten W. Dudok te Hilversum en J. J. P. Oud alhier. Woningbouw Groningen, architect A. T. van Elmpt aldaar. „Eerste Rotterdamsche Tuindorp”, architecten Irs. Granpré Molière en Verhagen alhier en, andere bouw, architecten De Roos en Overeinder alhier. Woningbouw Amsterdam, architecten Berlage, Jan Gratama en G. Versteeg, de laatsten te Amsterdam. Andere bouw Amsterdam, architecten-bureau Gratama en Versteeg (ontwerp van den eerste) te Amsterdam. Gemeentelijke woningbouw ’s-Gravenhage, architecten W. Greve en P. C. Albers, Den Haag; andere bouw van dezelfden; woningbouw Amsterdam, architecten Gulden en Geldmaker, aldaar. En van dezelfden woningbouw ’s-Gravenhage en woningbouw Zaandam. Woningbouw Bilthoven, architect P. Hamers te Bussum Van denzelfde een woningbouw te Haren in Groningen en een te Zuilen, dan de woningbouw van M. de klerk te Amsterdam. Woningbouw Poortugaal van H. van der Kloot Meyburg te Voorburg. Woningbouw ’s-Gravenhage, architect W. P. C. Knuttel, Deventer. Woningbouw Amsterdam, architecten P. Kramer en M. de Klerk aldaar. Id., architect G. F. La Croix aldaar. Woningbouw Arnhem, architect Ir. J. Limburg, Den Haag. Woningbouw Amsterdam, architect W. Noorlander, aldaar. Gemeentelijke woningbouw Rotterdam, architect J. J. P. Oud alhier Hierna de arbeid van een doode, het Tehuis voor Arbeiders te Amsterdam van wijlen J. E. van der Pek aldaar. Woningbouw Deventer, architecten Postma en Hoogstraten aldaar. Woningbouw Maassluis, architect D. Roosenburg, den Haag. Woningbouw Hoensbroek, architect Jan Stuyt, Den Haag. Woningbouw ’s-Gravenhage, architect W. Verschoor aldaar. Van denzelfde woningbouw te Leerdam, Burgemeester Vernedepark te Voorschoten en woningbouw Zwijndrecht. Woningbouw Breukelen, Hilversum, Velzen Wijkeroog en nog een ander aldaar, architecten Verkuik en Wersmer, te Amsterdam. Woningbouw Apeldoorn en Doetinchem, architect A. H. Wegerif te Apeldoorn. Woningbouw Almelo, Amersfoort en tuindorp Patmos te Enschede, W. K. de Wijs in laatstgenoemde plaats. Woningbouw Gorinchem en Woerden, architect Jan Wils, te Voorburg.

      Onze stadgenoot, de kunstenaar W. Kromhout heeft het boek verrijkt met een levendig geschreven studie over Stads- en Dorpsuitbreiding.
      De bandversiering is van P. A. H. Hofman.

Kalenders.      

      De gewoonte getrouw, heeft de heer G. Rueter weder zijn door den heer J. F. van der Ven te Baarn uitgegeven kalender geteekend: een zinrijk, stemmig-licht schild, met drie figuurtjes; en de steenroode maanbladen met duidelijke letter en opgaaf van den stand der maan.
      De heer Felix P. Abrahamson te Amsterdam zond ons een kalender van vier trimesterbladen kleurig op steen geteekend door Leo Visser met tooi van dier- en bloem-motieven; druk van Dieperink.