Nieuwe Venlosche Courant/Jaargang 66/Nummer 151/Oude lijfstraffen

Oude lijfstraffen
Auteur(s) Anoniem
Datum Donderdag 28 juni 1928
Titel Oude lijfstraffen. In Midden-Limburg. Geen genade voor recht
Krant Nieuwe Venlosche Courant
Jg, nr 66, 151
Editie, pg [Dag], tweede blad, [2]
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

OUDE LIJFSTRAFFEN.
IN MIDDEN-LIMBURG.
GEEN GENADE VOOR RECHT.

II.

      In het voorgaande artikel hebben wij gezien, dat er in het strafrecht geen sprake was van langdurige opsluiting, van gevangenisstraf in den zin van de tegenwoordige wetgeving. De groote heeren, regeerders van een land, vorstendom of graafschap pasten ze wel eens toe, wanneer ze in een veldslag of belegering hun tegenstander gevangen genomen hadden. Dan borgen zij dezen op in een kelder of toren aan hunne burcht en vorderden van hem een losprijs, die hooger of lager was, naar gelang hij meer in aanzien was of in evenredigheid der oorlogs- of vredekosten. Ook kan men voor schuld geïnterneerd worden in een herberg en in vele schuldacten werd dat bevorens gecondectioneerd, terwijl de gewone burgers in een afgesloten ruimte der stad gingen, waar ze door hunne bloedverwanten van spijs voorzien werden en bezocht, zooals uit menige miniatuurschildering in de perkamenten rechtsboeken blijkt.
      Maar eene hechtenisstraf of eene langdurige straf of levenslange gevangenisstraf paste niet in het stelsel. Dat is in het Limbursche pas eenigszins ontstaan nu de invoering van het „Landrecht onder Ferdinand en Isabella, gouverneerende in naam des Konings van Hispaniën”. Vooral het toepassen van het ont[onleesbaar]den der misdadigers van [ha]ve en goed was een verkeerde opvatting, want daardoor werd de hebzucht der drosten en rechters opgewekt, die daarvan een gedeelte verkregen. Ook vrouw en kinderen werden daardoor straat arm. Men vindt in de archieven ook menige bede om genade en om ontheffing van deze gevolgen door vrouw en voogden der kinderen onderteekend of van een kruisje voorzien, als ze „des scrivens” onervaren waren. Meermalen had een dergelijk verzoekschrift een goed gevolg.
      Ook voor misdaden, die men nu als diefstal zou beschouwen, werden zware lijfstraffen toegepast.
      Het stelen van een bijenkorf werd met den dood gestraft. Men achtte, dat deze aan de hoede van het publiek waren toevertrouwd. Ook het stelen van een ploegijzer stond in die rubriek. Bovendien was een ploegkouter nog zeer geschikt, om kerkdeuren open te breken, staldeuren open te wringen, waarom er zwaar gestraft werd. Men had zelfs omstandigheden, die een eenvoudige diefstal tot een kapitaal feit maakte, nl. braak bij nacht, in vereeniging, met vermomming, met bedreiging en bij herhaling. Dan gingen de schuldigen zeker naar de galg. De schepengerechten stonden erg op hun decorum. Beleediging der afzonderlijke personen in hunne kwaliteit liep gewoonlijk op verbanning voor eenige jaren of op hooge boeten uit, zoodat driftige personen daar voor sterk moesten oppassen; want op dit gebied werden verontschuldigingen.
      Wanneer wij nu eens de eigenaardigheden gaan beschouwen van het straffen der vergrijpen, die wij in onzen tijd niet meer tot de misdrijven, maar onder de rubriek beleedigingen, en het aanranden van een andermans goeden naam, het met voeten treden der openbare zedelijkheid zouden omschrijven.
      Het lasteren van eerzame poirters of poirteressen, vrouwen, die een kwade tong bezaten, ontsnapten niet aan den arm des gerechts. Zij werden, als de schuld bewezen was, in ’t openbaar verplicht tot het dragen der schandsteenen. Vóór het begin der strafoefening werd de stadklok geluid. De schuldige werd door den beul beladen met zware door een ketting verbonden schandsteenen, die haar om den hals gehangen werden. Dan begon de tocht door de stad in tegenwoordigheid van het belangstellende, joelende volk. In Roermond werden zij dan naar den Schuitenberg geleid en daar eens of meer keeren door den modderigen brandvijver gedreven. Daarmede was dan de rechterlijke klacht geëindigd.
      Ook werd deze straf toegepast bij vruchten en grasdiefstallen. Het aanwezig zijn van den beul gold voor onteerend.
      Muntvervalschers, muntsnoeiers werden in ’t openbaar op de wang of het voorhoofd gebrandmerkt met eene gloeiende munt en moesten hun heele leven lang met het Kaïnsteeken rondloopen. In latere tijden werden zij tot aan de Fransche revolutie op den rug gebrandmerkt, b.v. de vervalscher met een groote F.
      Roermond brandde met een lelie, het wapenteeken der stad, Venlo met een anker, Sittard met het slangenkruis, Maastricht met de ster.
      Voor melkvervalschers, bakkers, die te licht brood leverden, heksen, waaraan men toen nog geloofde, bestond de straf der onderdompeling.
      Het te „kaak” stellen van vrouwen van slecht gedrag en andere, het geeselen met roeden, het in draaiende ijzeren kooien zetten van dronkaards, was een uitgelezen straf, die veel volk trok. Het volk voorzag zich daarbij van te voren van allerlei onfrissche werptuigen, koolstronken, afval, bedorven eieren; rotte appelen en had het recht daarop de vastgebonden delinquenten te tracteeren. Men kan begrijpen, hoe deze er na afloop van de te „kaak” stelling er uitzagen. Verbanning was eene straf, die al heel spoedig uitgevoerd werd. Er werd gewoonlijk bij bepaald, dat men binnen 24 uren de stad te ruimen had. De duur der verbanning hield verband met de denkbeeldige grens, die om de stad getrokken werd en waarin men niet mocht komen. Twee jaar verbanning bracht een ring van twee mijlen verboden kring mede, tien jaren een verboden zone van tien mijlen. Werd de gestrafte echter binnen dien tijd toch aangetroffen, dan sneed men hem een oor af. Voor velen, was die gedwongen afwezigheid eene zoo harde beproeving, dat zij het er op waagden.
      Oude rechtsbegrippen zijn anders geworden. Kortere of langere afzondering zijn in de plaats getreden der oude barbaarsche straffen. Een uitgebreid strafwetboek regelt dat alles, ook voor de minderjarigen. De doodstraf is afgeschaft. De politie is uitgebreid en de studie van het strafrecht gaat samen met de studie van de menschelijke hartstochten, als verwekkers der misdaad.