Opregte Haarlemsche Courant/1888/Nummer 45/Nederlandsch-Indie

‘Nederlandsch-Indie. 11-17 Januari’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Oprechte Haarlemsche Courant, woensdag 22 februari 1888, [p. 2]. Publiek domein.
[ 2 ]

Nederlandsch-Indie.

11—17 Januari.

Aan het verslag der voornaamste gebeurtenissen in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden, loopende van 24 December tot 7 Januari, ontleent de Jav. Ct. van 17 Januari het volgende:
Groot-Atjeh. — Verscheidene posten en blokhuizen in de linie werden nu en dan licht, Lambaroe en Siroen sedert 3 dezer soms vrij hevig beschoten.
In de door de bevolking nagenoeg geheel verlaten kampongs Lamtenga en Bada buiten de linie nestelden zich Habib Samalanga, eenige Pedireezen, zwervend volk van Groot-Atjeh en van de westkust, en richtten van daar uit nu en dan een goed onderhouden geweervuur op Latubaroe en Siroen en op den transportweg tusschen beide versterkingen.
In den namiddag van den 2den dezer werd eene patrouille, stetk 15 bajonetten, die van Lambaroe naar Siroen terugkeerde, overvallen door eene ongeveer 40 man sterke vijandelijke bende, die zich in een aan de kampong Siroen grenzend suikerrietveld had verborgen. Wij kregen bij deze gelegenheid drie dooden en drie gewonden, allen vrij ernstig, doch niet doodelijk, terwijl het verlies van den vijand volgens ingekomen berichten drie dooden en vijf gewonden bedroeg. De aanvoerder der bende, Panglima Bansoer, moet gesneuveld zijn; de vijand liet één doode en eenige wapens in onze handen achter. Daar de bevolking van Siroen van de aanwezigheid der bende geen bericht had gezonden, zal haar eene boete worden opgelegd.
Bij gelegenheid van Nieuwjaar maakten de voornaamste hoofden van het door ons bezette gebied van Groot-Atjeh alsmede de hoeloebalang der IV Moekims Anak Paja en de kedjoeroeans van Melaboe en Loöng hunne opwachting bij den civilen en militairen Gouverneur.
Onderhoorigheden. — Toekoe kedjoeran Ali, hoofd van Kroeng Sabil, die weigerachtig bleef om de onrechtmatige aanspraken van Toekoe Oemar op de peperrechten aldaar te erkennen, werd door dezen aangevallen. Binnen drie dagen maakte T. Oemar zich meester van het geheele kustgebied van Kroeng Sabil. De hulp, door Tenom gezonden, kwam te laat om het bezetten van dat landschap door T. Oemar te beletten. [onleesbaar] met zijn volk naar het binnenland, vanwaar hij zich naar Tenom begaf.
Bespreking van zaken te Tenom met den assistent-resident leidde tot het besluit dat Tenom met Melaboe vereenigd meer actief tegen T. Oemar zou optreden.
De door dezen bezette kampong Sawang (in Kroeng Sabil), zoomede zijne bentings te Ketapang Passir en Telok Glo[e]mpang werden door twee oorlogechepen — de Bandjermasin en de Bali — beschoten. Zoowel hierdoor als door gebrek aan opium begon het gedeelte der bende van T. Oemar, dat in Tati en Lagen werd aangeworven, te verloopen.
Ten einde te voorkomen dat de in Kroeng Sabil aanwezige peper, waarop T. Oemar de hand had gelegd, werd verhandeld is (bij wijze van politiemaatregel) de uitvoer van die peper uit dat landschap en uit het aangrenzende Rigas verboden voor zoolang T. Oemar of zijne handlangers zich daar ophouden en het wettig gezag niet hersteld is.
Ter oostkust werd de rust niet verstoord.
In den omtrek van Segli was wederom meer werkzaamheid onder den vijand te bespeuren; de versterking werd meer beschoten.
Den 5den dezer, des namiddags te 12 uren 15 minuten, werden te Kotta-Radja lichte schokken van aardbevingen waargenomen. Er viel vrij veel regen. De gezondheidstoestand was iets gunstiger; er kwamen minder gevallen voor van beri-beri; het ziektecijfer was lager, doch het sterftecijfer bleef gelijk.
— Aan het mail-overzicht van de Java-Bode ontleenen wij het volgende:
„Nog altijd is niet officieel meegedeeld waarom eenigen tijd geleden een eskader naar Lombok is geweest en wat het resultaat was van dien tocht; hetgeen bij sommigen het vermoeden en de hoop wekt, dat met den Vorst van dat eiland nog niet is afgerekend en dat in het voorjaar bij gunstiger weersgesteldheid opnieuw eene expeditie naar zijn Rijk zal vertrekken. Intusschen is het de vraag, of er wel redenen daarvoor zijn. Wel heeft de Radja bij het thans bestaande, reeds langen tijd geleden gesloten tractaat verklaard, dat zijn Rijk eigendom is van het Gouvernement van N.-I., maar tevens heeft dit laatste beloofd zich niet met de binnenlandsche zaken er van te bemoeien, zoolang de Vorst geen strandroof pleegde, den handel beschermde en den ambtenaar, die nu en dan mocht gezonden worden, behandelde als een gezant. Nu blijkt uit hetgeen bekend is niet, dat de Vorst dat tractaat stellig heeft overtreden, en dus verbiedt de politieke eerlijkheid reeds hem lastig te vallen, daarg[e]laten dat de Indische Regeering waarlijk geene reden heeft om twist te zoeken. De telegraafkabel, die Makasser met Java zal verbinden, gaat wel over Boleleng (Bali), maar niet over Lombok, en oude handelingen daarover kunnen das bezwaarlijk tot oneenigheid aanleiding hebben gegeven, zooals wel is beweerd.
„Op Deli heerscht tegenwoordig rust. Radja Gharah is van Mekka teruggekeerd, doch verlangt volstrekt niet weer aan het hoofd van het landschap Padang te worden gesteld. Zijn zoon is er stedehouder des Sultans van Deli en hijzelf wenscnt ambteloos bij de zijnen te leven. Dit klinkt wel patriarchaal, maar of het op den duur niet tot geschillen en woelingen zal aanleiding geven, is eene andere vraag. Op dit oogenblik echter is alles in dit gezegend deel van Sumatra’s Oostkust voorspoed en vrede, en terwijl overigens in Indie niet anders dan met kommer op het afgeloopen jaar werd teruggezien en het nieuwe maar met weinig blijde verwachting werd ingegaan, hoorde men in het tabaksland bij uitnemendheid slechts juichtonen, die de enkele klachten overstemden.
„De veepest, die zich nog hier en daar in de residentie Batavia vertoont, heeft veel schade berokkend, niet echter aan den lande, daar het afmakingssysteem niet is toegepast, maar de zieke beesten zijn afgezonderd en men heeft ze laten doorzieken en hun natuarlijken dood sterven. Toen indertijd het afmaken verplicht was gesteld en dit natuurlijk gepaard ging met schadeloosstelling, heeft men daarop eene uitzondering gemaakt voor de beesten die tot pro]efneimingen dienden ter genezing. Thans heeft men die proefnemingen als regel aangenomen, zoodat de eigenaren d[e]r gestorven dieren geene schadevergoeding ontvangen. Hoewel er naar de letter der besluiten, die op deze zaak betrekking hebben, niet veel te zeggen vatlt tegen de weigering van de R[e]geering om schade te vergoeden, zoo komt het toch onbillijk voor, dat de eigenaren die moeten dragen, terwijl zij bij de behandeling hunner zieke runderen niet vrij zijn, maar zich naar de bevelen van het bestuur hebben te gedragen. Neemt de Regeering in het algemeen belang die behandeling als een recht op zich, dan behoort zij ook de waarde der onder die behandeling bezweken beesten te vergoeden, als waren die afgemaakt.
„Het is in de laatste weken over geheel Java ruw weer geweest, hevige wind en veel regen, zoodat de communicatie tusschen den wal en de reede op verschillende plaatsen der noordkust telkens was afgebroken en in sommige residentiën overstroomingen plaats hadden. Vooral in de residentie Japara richtten deze laatsten veel schade en ongemak voor de bevolking aan. Den 15den Januari werden op West-Java een paar schokken van aardbeving gevoeld, ook te Batavia; hetgeen zelden voorkomt.
„Nadat in de zitting der Tweede Kamer van 23 November jl. het amendement van den beer Van Delden door de Regeering was overgenomen en daarna onder afdeeling 37a der Indische begrooting: „uitgaven in het belang van de inlandsche bevolking van Java en Madura, te bestrijden uit het excedent van het hoofdgeld van heerendienstplichtigen over vroegere jaren”, was vastgesteld op twee millioen, richtte de Regeeriog reeds den 13den December de volgende circulaire aan de hoofden van gewestelijk bestuur:
„„Het is UHEd.G. voorzeker bekend dat door de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij de begrooting van uitgaven voor 1888 een bedrag van twee millioen gulden is toegestaan tot het doen van uitgaven in het belang van de inlandsche bevolking van Java en Madura, te bestrijden uit het excedent van het hoofdgeld van heerendienstplichtigen over vroeger jaren.
„„Naar aanleiding van deze beslissing wenscht de Regeering, hoewel tot dusver van de hoofden van gewestelijk bestuur geene mededeelingen of voorstellen zijn ontvangen, die op een inderdaad hulpbehoevenden toestand der bevolking wijzen, te onderzoeken of door lage koffie- en rijstprijzen, door vermindering der bonen bij de suiker-industrie en andere ongunstige omstandigheden in eenig gedeelte van het door u bestuurd gewest, zoodanige nood onder de bevolking is ontstaan, dat ter voorziening daarin buitengewone maatregelen van Regeeringswege behooren genomen te worden. Algemeene beschouwingen zijn onvoldoende om het oordeel der Regeering te vestigen, die alzoo verlangt dat bepaalde toestanden medegedeeld worden, waarbij te letten valt op het binnenkomen der belastingen, het verkoopen of verpanden van sieraden, vee en huisraad en op andere kenmerken van achteruitgang der welvaart, die volgens sommige dagbladen hier en daar zouden waargenomen worden.
„„Het zal den Gouverneur-Generaal aangenaam zijn uw rapport zoodra mogelijk, maar uiterlijk op 15 Februari aanstaande, rechtstreeks te ontvangen, vergezeld van zoodanige voorstellen als waardoor in den nood der bevolking op de meest zekere en doeltreffende wijze zal voorzien worden, komende het voor dat zulks waar het noodig mocht blijken het best zal geschieden door aanwijzing van werken van algemeen of locaal nut, welke tot leniging van het gebrek voor uitvoering in vrijen arbeid in aanmerking zouden kunnen komen.”