[4]
4
Automobiel-Garage.
Garages voor automobielen zijn eenvoudige bouwwerken, doch zij moeten aan velerlei eischen voldoen. Waar het kan is een vrijstaande plaatsing te verkiezen boven inbouw of aanbouw aan bestaande of andere gebouwen. Vandaar dan ook, dat, toen enkele jaren geleden aan de Koninklijke Stallen een gelegenheid moest worden gemaakt tot het bergen van een drietal auto’s, van aanbouw aan de stalgebouwen werd afgezien en een strook grond langs de scheiding van het terrein voor den bouw van de garage werd bestemd. Zoo kwam deze feitelijk aan vier zijden vrij te staan, want de achtergevel grenst aan een tuin, die gelegenheid aanbood in dien gevel hooggeplaatste lichtramen aan te brengen.
Wat de benoodigde ruimte betreft, moet als eisch gesteld worden, dat rondom elke auto in de garage 1 Meter beschikbaar blijft, dit is noodig, maar ook voldoende voor het schoonmaken, wanneer dit binnen moet plaats hebben, en voor kleine reparaties.
Bij de verdere distributie is er voorts op te letten, dat een goede dagverlichting verkregen wordt, terwijl het een vereischte voor een gemakkelijk gebruik is, dat voor elke auto een afzonderlijke deur wordt aangebracht en wel daar ter plaatse, waar het uitrijden het gemakkelijkst is.
In een gewone rijtuig-remise behoeft men hierop niet zoozeer te letten; een onbespannen rijtuig laat zich gemakkelijk verplaatsen, maar een auto met ledig reservoir of ongevulden accumulator is een onhandelbaar gevaarte.
De hoogte van de garage wordt bepaald door de hoogte der voertuigen, waarbij er op te letten is of zich het geval kan voordoen, dat de auto’s met brandendoozen, koffers of andere voorwerpen, op de imperiaal geplaatst, moeten kunnen binnenrijden. In den regel zal men boven de deuren niet veel hoogte meer behoeven, tenzij toestellen moeten worden aangebracht, om de carosserie van het onderstel te lichten of de geheele automobiel aan een eind omhoog te wippen.
In groote steden, waar welingerichte reparatie-werkplaatsen zijn, behoeft men daarop niet te rekenen en zoo werd ook hier de hoogte niet grooter genomen dan noodig was, maar onder een van de standplaatsen een keldertje aangebracht, waardoor de inspectie van het onderstel zeer gemakkelijk wordt gemaakt.
Dit keldertje is, wanneer het niet gebruikt wordt, met eiken plankjes afgedekt.
Ook wanneer geen reparaties van beteekenis worden verricht is toch een kleine ruimte met werkbank voor den chauffeur noodig, terwijl voorts een kleedkamertje met een paar kasten niet gemist kan worden.
Wat de constructie van het gebouwtje aangaat, daarbij is de vloer een hoofdzaak en een bevloering van vlakke Rijnklinkers, gemetseld op een betonlaag, werd hier het meest doelmatig geacht. Brandvrijheid wordt gewoonlijk geeischt, met het oog op het gevaar, dat ontstaan kan uit het onvoorzichtig omgaan met benzine en in verband hiermede was dan ook hier een plafond van gewapend beton ontworpen, dat evenwel bij uitvoering achterwege gebleven is en vervangen door een houten balklaag en een plafond op haringgraatstaal. Dit is wel niet absoluut onbrandbaar, maar kan toch aan een begin van brand geruimen tijd weerstand bieden. Geraakt een automobiel in de garage in brand dan is het toch het verstandigst, den wagen zoo spoedig doenlijk naar buiten te brengen en behalve de auto’s zelf is er niets brandbaars in het gebouwtje dan een paar deuren. De ramen zijn van getrokken ijzer, fabrikaat van Crittall C0. te Braintree, de buitendeuren aan de binnenzijde geheel met plaatijzer bekleed.
De garage is bovendien voorzien van een benzine-reservoir, systeem Martini & Hüncke, dat buiten in den grond geplaatst is met aftapkraan binnen. Ook een waterleidingkraan met slang is aanwezig, de verlichting geschiedt door electrische gloeilampen en de verwarming door een paar radiatoren op consoles tegen de muren geplaatst. Het heetwaterketeltje, dat deze radiatoren voedt is in een afzonderlijke, alleen van buiten toegankelijke, ruimte geplaatst. Men ziet dus, dat, afgezien van buitengewone omstandigheden of overtreding van het voorschrift de garage met open lantaarns te betreden of daar lucifers aan te steken, het brandgevaar tot een minimum herleid is.
Ventilatie kan door alle ramen en bovendien nog door roosters boven de deuren plaats hebben, zoodat ook het zich verzamelen van de gevreesde ontplofbare gasmengsels van benzine en lucht bijna niet denkbaar is.
Een bijzondere eisch, die aan deze garage gesteld werd, was, dat het gebouwtje gemakkelijk uitgebreid moet kunnen worden voor meerdere auto’s. Dat kan geschieden door verlenging, telkens met twee traveeën voor elke twee auto’s. Daarbij zullen dan de ramen in den langen gevel door deuren vervangen moeten worden. Dit kan gemakkelijk geschieden, daar er met de bogen op gerekend is, dat daaronder en tusschen de pilasters ijzeren kozijnen met deuren geplaatst kunnen worden van dezelfde afmetingen als de thans aanwezige, terwijl zoo noodig, in een vak waar zich thans een deur bevindt eveneens zonder groote kosten een raam geplaatst kan worden.
(Slot volgt.)
[...]
[5]
5
[vertikaal:]
Auto-Garage te ’s-Gravenhage.
P. H. SCHELTEMA, Architect.
|