P/Jan Wils' Olympisch Stadion/1

Jan Wils’ Olympisch Stadion [1]
Auteur(s) P.
Datum Donderdag 12 juli 1928
Titel Jan Wils’ Olympisch Stadion. I.
Krant Het Vaderland
Jg 60
Editie, pg Avondblad D, 1
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein

JAN WILS’ OLYMPISCH STADION


I


      Een stoer werk, misschien te stoer; een ijl typeerend werk, misschien te typeerend; n vele opzichten een belangrijk werk.
      Stelling en twijfel eischen rechtvaardiging; leze straks.
      Eerst een stukje wordingsgeschiedenis. Niet uitvoerig hoe het ontstond, niet hoe het geld moeizaam bijeen kwam, niet hoeveel er voor gereisd, gestudeerd, gewerkt, hard voor gewerkt is in dag- en nachtarbeid; niet over de teleurstellende verandering der plan-


[Afbeelding]

1 Stadion; 2. Oefenstadion; 3. Cricketveld; 4 Tennisstadion; 5 Zwemstadion; 6 Oefenbaden; 7 Jachthaven; 8 Tentoonstellingsgebouw; 9 Eerehof; 10 Postkantoor; 11 Schermzaal; 12 Gebouw voor Krachtsport; 13 Marathon-poort; 15 Restaurant; 16 Ingangen; 17 Uitgangen; 18 Arbeiderswoningen; 19 Van Tuyllmonument; 20 Terras; 21 Van Tuyllplein; 22 Autopark.


nen en slechs gedeeltelijk verwezenlijking; niet van de onophoudelijke gevechten met belangstellende sportbonden, vakvereenigingen en uitvoerders. Dat is een stukje geschiedenis van taaien wil, sterke energie en volharding op zich zelf. Maar van wat er ontstond in luttele weken, wat er van gerealiseerd werd in een paar dagen en wat het ten slotte geworden is.


Hoe het plan was.


      In de eerste weken tot de pogingen tot verbouwing van het oude Stadion: een gewrongen plan bekneld tusschen de uitbreidende stad, een eeuwige slagboom. Door aanbod van Amsterdam een nieuw plan mogelijk, juist buiten de voor uitbreiding noodzakelijke stadsdeelen, uitnemend in organisch verband met de primaire verkeersrichtingen in dit stadsdeel en redelijk in verband met die in het achterland. Te ver van de spoorwegstations, aan welk bezwaar echter door een stads-semi-snelverkeer wel te ontkomen zou zijn. Ongeveer 20 H.A. aan de Westzijde van den Amstelveenschen weg tusschen Noorder en Zuider Amstelkanaal en de verbinding daartusschen, langs de spoorlijn Amsterdam–Uithoorn. Van dit water kon partij getrokken worden: jachthavens, terras met restaurant daaraan. Het restaurant bleef een vrome wensch.
      De omsluiting met water isoleerde het terrein aan drie zijden afdoende; meerdere afsluitingen door muren, hekken of schuttingen was aan deze kanten niet noodig. Dat werd een van de groote bekortingen van de situatie: optisch ligt het terrein vrij en onbekneld. Dat deze optische ruimtelijkheid gerespecteerd werd, is een van de groote verdiensten van het project. Aan de vierde zijde van het terrein was een afsluiting noodig. Ze werd gevormd door dienstwoningen, een postkantoor, loketten en poorttoegangen tot terrein en gebouwen.
      Op het terrein werden geprojecteerd een Olympisch Stadion, een schermzaal, gebouw voor krachtsport, tentoonstellingspaviljoen, tennisstadion, zwemstadion en Olympisch dorp; een cricketveld, tennis-oefenbanen, eerehof en kleine bijgebouwen.
      Het belangrijkste bouwwerk in dit complex, het Olympisch Stadion, werd in het zuidwestelijk deel van het terrein gesitueerd. De overige gebouwen, behalve het restaurant, langs de Oostelijke rechthoekzijde van het terrein. Daardoor worden alle wedstrijdgebouwen direct van den weg af bereikbaar, hetgeen de verkeersregeling uitermate ten goede kwam. Binnen ’t terrein waren de gebouwen langs breede wegen gemakkelijk toegankelijk.
      Dit plan werd slechts gedeeltelijk verwezenlijkt. Het tennisstadion verviel, omdat tennisspelen uit het programma gelicht werden. Om economische redenen moesten behalve een ambtswoning en het postkantoor en behalve natuurlijk het groote stadion, alle overige gebouwen tijdelijke scheppingen worden en vervielen tennisstadion, tentoonstellingsgebouw en Olympisch dorp. Het zwemstadion werd buiten het eigenlijke terrein aan den overkant van het Noorder Amstelkanaal een tijdelijke inrichting.
      Deze afknabbeling van het oorspronkelijke plan is zeer te betreuren. Het was een uitstekend organisch geheel, zat met becijferde soberheid in elkaar en bood uitnemende architectonische mogelijkheden door de verdeeling der accenten op het groote terrein. Het ligt nu zonder markeerende gebouwen open, te open: de lage bouw van het Stadion vermag niet te domineeren over deze nu vrijwel ledige vlakte. Het is zeer te wenschen, dat te gelegener tijd het volledige plan alsnog uitgevoerd wordt.


Hoe het plan geworden is.


      Gerealiseerd werd dus alleen het Olympisch Stadion. De lange as ligt evenwijdig aan de lange zijde van het terrein, rechthoekig op de lange as in ’t verlengde van de korte as liggen twee pleinen, een van 325 bij 145 M., en een kleiner tusschen dit plein en het Stadion van 75 bij 75 M. Hoewel buiten het terrein liggend, vormen ze met het Stadion een organisch geheel, bepaald door de eischen van het verkeer. In den kortst mogelijken tijd moeten, met inbegrip van de buiten het terrein wachtenden, vijftigduizend menschen aan- en vooral vlug afgevoerd worden. Zonder stagnatie moeten


[Afbeelding]


vele duizenden opgenomen worden door trams en bussen; voor afvloeiing te voet moet gezorgd worden; duizenden auto’s moeten kunnen aan- en afrijden en parkeeren en hun gebruikers na afloop van den wedstrijd gevaarloos opnemen; tienduizenden fietsers en motorrijwielen moeten gestald kunnen worden. De verkeersorganisatie moet reeds ver buiten de pleinen, buiten en in de stad beginnen, zich concentreeren in enkele breede wegen en ten slotte zonder hapering, want stagnatie beteekent ongelukken, uitmonden op de pleinen voor het centrum der Olympische speelterreinen.
      De consequentie van deze organisatie bepaalde de plaats van het Stadion: zoo ver mogelijk van de uitmonding van den Amstelveenschen weg, waarvan feitelijk de pleinen de noodwendige verruiming beteekenen.
      De gedisciplineerde verdeeling der functies geeft aan den Amstelveenschen weg een typeerende indeeling. Van de stad komend, liggen rechts de tramlijnen; het middengedeelte en de troittoirs langs de huizen zijn voor de voetgangers bestemd; links is de weg voor auto’s en motoren. Voor fietsen werd onvoldoende gezorgd langs dezen weg; ze vinden echter betrekkelijk rustige doorgangen door den Stadion- en Olympischen weg, die als secundaire afvoerwegen functionneeren.
      Het voordeel van de uitsluitend rechtsche ligging der tramlijnen is zeer belangrijk. Ze monden daardoor, zonder den hoofdverkeersstroom al te hinderlijk te doorsnijden, uit op dat gedeelte van het plein, waar de massa’s het minst intensief geconcentreerd zijn. De trams gaan aan ’t begin van het plein direct rechts af, keeren langs een lus om een huizenblok heen, naar den Amstelveenschen weg terug en worden betrekkelijk rustig afgevoerd.
      De door de tram aangevoerde passagiers worden op breede trottoirs opgenomen in den stroom, die te voet langs het middenpad gekomen is en deze bereikt verder ongehinderd, op een enkele doorsnijding na voor de enkele auto’s die het terrein binnen de afsluiting mogen berijden, het tweede plein, dat voor auto’s niet toegankelijk is en dat den directen toegang geeft langs loketten en controle tot het plein om het Stadion. Tot voor het tweede plein rijden de auto’s; de inzittenden voegen zich bij den stroom, die het Stadion binnengaat, terwijl de auto’s om het groote plein heen naar den Stadionweg rijden om de stad weer te bereiken óf te worden geparkeerd.
      Signaalborden, teekens, letters, cijfers, lijnen op het pleindek, hekwerken van gasbuizen voor fileerende menigten maken dit plein tot een typische demonstratie van moderne verkeersorganisatie. De kleurige borden, de vlaggen, kiosken, met iets van het aardige van het tijdelijke, reclames, niet al te slecht, enkele vrij goed, geven een feestelijke stemming. In de praktijk is gebleken, dat de verwachte circulatie vlot verloopt.
      Nadat de bezoekers de loketten en controles in de afsluiting van het tweede plein gepasseerd zijn, begeven ze zich over zeer ruime verharde vlakten naar de toegangen tot de tribunes. De verharding geschiedde met fijne hoogovenslakken, een goedkoope materie, waarvan echter de doelmatigheid nog zal moeten blijken; vooral na perioden van droogte, wanneer de slakken tot poeder geloopen worden en bedenkelijk verstuiven lijkt ons de doelmatigheid zeer problematiek.
      Dit slakkenveld isoleert het stadion op doeltreffende wijze. Het wordt niet doorsneden door autowegen, zoodat de massa’s veilig hun plaatsen kunnen bereiken. Voor enkele z.g. selecte auto’s, die op het terrein moeten komen, is ter zijde van het Stadion een weg aangelegd, die er achter omheen loopt, aan de andere zijde uitmondt en die de sintelvlakte insluit.
      Acht trappen leiden naar de niet overdekte en vier kleinere naar de overdekte tribunes. Deze trappen brengen den menschenstroom tot een punt, dat ongeveer op de halve hoogte der tribunes ligt. Het gebouw wordt op deze wijze van buiten af en voor het grootste gedeelte van bovenaf gevuld. Door deze inrichting wordt de toegangs- en uitgangswijze voor alle rangen dezelfde, wordt de veiligheid belangrijk bevorderd en konden tunnels in het gebouw of gangen binnen de tribunes vermeden worden. De organisatie blijkt practisch goed te voldoen: in 7 tot 10 minuten kunnen vijf en veertig duizend bezoekers de tribunes verlaten.
      Waar zoo loffelijk het geheele verkeersprobleem bezien en opgelost werd, kan men zich over het onbenut laten van een belangrijken factor in dit verband verbazen. De verschillende rangen hebben verschillend gekleurde plaatsen. Deze aanduiding door kleur heeft groote voordeelen bij de oriënteering en de contrôle er er was alle reden voor geweest een verkeersorganisatie door kleur systematisch door te voeren en haar reeds bij de loketten te laten beginnen. In de streng doorgevoerde verkeersverordening zou het een belangrijk element meer geweest zijn. Te weinig wordt in het algemeen van kleur als organisatorischen factor gebruik gemaakt. Kleur is een sterk werkend signaal en de aanduiding van richting, het aangeven van doel en functie in en buiten architectuur zou met kleur verder doorgevoerd dan gemeenlijk geschiedt, tot vereenvoudiging van aanduiding kunnen leiden. In het Stadion is er een begin mee gemaakt, systematisch doorgevoerd is het beginsel echter niet.
      Intusschen kan geconstateerd worden: wat de verkeersregeling binnen en buiten het Stadion betreft: er is een goed doorgevoerde zakelijke verkeersorganisatie verwezenlijkt. Daarmede is een van de allerbelangrijkste factoren in een zoo gewichtigen opzet gewaardeerd.


P. ◼