Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/17

Deze pagina is proefgelezen

☾ 17 ☽


Omtrent dezelfde tyd, dat Amſterdam met de wapenen van den Staat aangevallen wierd, had Willem de IIde, insgelyks op eigener autoriteit, eenige Heeren, die toen, wegens hunne ſteden, de Statenvergaderinge van Holland bywoonden, en zig het ſtoutst tegen hem hadden durven verzetten, in hechtenis genomen en naar Louveſtein gezonden, en ziet zo verregaande was de laagheid en vleizugt onder onze Grooten reeds doorgedrongen, dat de meeſte Provintien hem over dit ſchenden van eed, plicht en trouw, als over een Romeinſch ſtuk preezen en bedankten!


Het zyn de Grooten, O medeburgers, daar Gylieden U voor wagten moet. De Prins heeft ze meest allen aan zyn ſnoer. Voor ampten en commisſien, voor eene maaltyd eeten aan het Hof doen zy alles. Eed en plicht en het welzyn van het Vaderland gaat hun doorgaans weinig ter harte. De ſchade, die zy, zo wel als anderen, door het verval van den Koophandel en welvaart komen te lyden, wordt hun, denkenze, rykelyk vergoed door de gunst van onzen Heer den Prins, die het altyd in zyne magt heeft om de keuken van hun en de hunnen aan het rooken te houden, gelyk Hy ook trouw doet. Bovendien hebben de meeſte Grooten en andere voorname Heeren veel van hun geld aan Engeland geſchooten en daarom willen zy Engeland niet op ’t lyf, maar houden het met den Prins: zy zyn bang, dat Engelaud te klein zal worden en dan zal ophouden te betalen. Ja zo vast zyn veelen aan Engeland meer dan aan hun eigen Vaderland verkleefd, dat zy dit Ryk, onzen openlyken vyand, nu nog met geld onderſteunen! Dit is verraad en behoorde onderzogt en geſtraft te worden. Het is niet te vergeefsch, dat men de Engelſche Paketboot op Helvoetſluis nog laat doorvaren even als of’er geen oorlog was. Maar ’t is ook zo; de Prins heeft geen oorlog met de Engelſchen: Zy zyn zyne getrouwſte vrienden; doch hier van beneden breeder. Intusſchen moeten wy ons met dankbaarheid verwonderen over het edelmoedig gedrag van de Heeren van Amſterdam, Haarlem, Dordrecht en die het met hen houden, dat zy, ſchoon even zo zeer als andere vermogende Lieden onzes Lands, veel van het hunne in Engeland hebbende, dit volk nogtans

C