☾ 30 ☽
onderdrukkingen, omkoopingen, verraderyen, inzonderheid in deze dagen, door dit haatlyk volk tegen ons gepleegd, ons, ſtille vreedzame Natie, die voor niemand gevaarlyk zyn, dan die ons te lang tergen, overtuigen, dat het dwaasheid zoude zyn met een volk, welks nationaal karakter ſedert meer dan twee eeuwen, gebleeken is te beſtaan, in trouwloosheid, trotsheid, wreedheid en afgunst, ooit eenigerlei verbintenisſen meer aantegaan. Het zyn vyanden van hun Vaderland, die de ſchoone, en waarſchynlyk nooit weerkomende gelegenheid om ons te ontdoen van het Britſche juk, daar wy en onze Vaderen zo lang onder gezugt hebben, tot dus ver hebben laten voorbyloopen. Zy is misſchien nog niet geheel voorby die gelegenheid. De VYFDE Auguſtus, die glorieryke dag, die onze Zeelieden met onſterflyken roem, en onze vyanden en hunnen aanhang, hier te Lande, met ſchande en verlegenheid heeft bedekt, heeft ons geleerd, welke groote dingen wy alnog met eene kleine magt kunnen uitvoeren. Duldt daarom niet, dat onze Helden te vergeefsch zouden geſtreeden hebben! Duldt niet, dat men met den trouwloozen Brit vrede make, voor dat hy genoeg vernederd zy, en van alle heerſchappy over de vrye Zee hebbe afgezien! Duldt niet, dat hy onze geroofde ſchatten als zyn eigendom behoude! Gylieden zyt dit, uit hoofde van het Burger-contract, aan de Kooplieden verpligt. Duld niet dat wy ooit wederom tot het ſtryken der Vlag, als eene erkentenis, eene vernederende erkentenis van onze minderheid verpligt worden! maar duldt vooral niet meer die heillooze Echtverbintenisſen van het Stadhouderlyke Huis met het Huis van Engeland! Dezen zyn de oorzaken van alle onze rampen, van alle onze oorlogen, van alle de oude ſchulden, die ons nog drukken. Volgd het voorbeeld der Britten zelven na, die hunnen Koning een klein Duitſch Prinſesje hebben bezorgd, dat geene magtige Familiebelangen had. Doet ook zoo, en duldt in ’t vervolg die huwelyken met groote Huizen niet meer; maar vooral, en vooral belet die met het Engelſche Huis, daar ik Ulieden moet waarſchouwen dat het wederom op toegelegd is.
De Wit wist alles wat’er, zelfs in den allergeheimſten