☾ 38 ☽
Poorten voor ’s Prinſen Garniſoen geopend en de beſtelling van hare Regeering aan hun had overgegeven; maar magtige Ingezetenen die vry zyn; die hen met hunne ernſtige Requeſten komen verveelen en in de voorgenomen maatregelen belemmeren, zyn hun onverdraaglyk. Het is een waaragtig zeggen: dat de vryheid des volks de ſlaverny van den Vorst is. — Vermits nu (want ik bemerke dat de veelheid van ſtoffe my te verheen voert) vermits nu door deugd en vaderlandsgezindheid in dit ongelukkig Land geenerlei fortuin te maken is, ziet Gylieden, Landgenooten, dat elk, die graag wat wil hebben of worden, en dit getal is onder ons, om redenen, veel grooter dan ergens, of ondeugend en niet vaderlands- en vryheidsgezind moet zyn, of zyne waare gevoelens daaromtrent moet weeten te verbergen en door veinzery leeren bedekken, en dat ik niet te veel zegge, wanneer ik de Stadhouderlyke Regeering, uit haaren aart, eenen ſchadelyken invloed op de zeden en het nationaal karakter te laſte legge. Doch ik ga voort.
De Oranje Factie altyd met dezelfde oogmerken bezield, leefde intusſchen nog en woelde ſteeds, zelfs zoo, dat men op verſcheiden plaatſen de wapenen tegen elkander opnam. De ſtaatſche party behield nogtans de overhand, en deed het volk haar juk tegen wil en dank dragen. Eindelyk evenwel verſcheen het jaar van 1742. De omſtandigheeden waarin Europa zig toen bevond, gaven de Oranje Factie een vleiënd vooruitzigt op eenen oorlog; want in tyden van rust, vrede en tamelyken voorſpoed, is het naauwlyks mogelyk een volk in beweging en groote veranderingen in een land gemaakt te krygen. Frankryk, dit riepen Uiieder Verleiders, moest in zyne heerſchzugtige oogmerken te keer gegaan worden! men moest de Koningin van Hongaryen onderſteunen! al die dit niet wilde doen was door Frankryk omgekogt! die voor de Neutraliteit durfde ſpreeken, had het Land verraaden, en verdiende ’s Volks haat! enz. Wy verbonden ons dan wederom ten naauwſten met het verraderlyk Engeland, dat door zyne loontrekkers en zendelingen het vuur hier had aangeſtookt, en zig niet weinig verheugde, dat wy even als voorheen, wederom dwaas genoeg waren om