Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/53

Deze pagina is proefgelezen

☾ 53 ☽

en veiligheid der Ingezetenen liep, wanneer diergelyke feitelyke ondernemingen der militairen tegens Burgers niet wierden geweerd. Maar gy zoekt eene militaire Regeering over ons te oeffenen en onder ons intevoeren, en daarom ziet gy gaarne dat de militairen, die toch uwe ſlaven en werktuigen zyn, den baas over ons ſpeelen; daarom houd gy de militairen altyd de hand boven het hoofd, zo dat in plaats van als Broeders en Leden van hetzelfde Lighaam met hen te kunnen leven, en hun die agting te kunnen toedragen, die de edelheid van hun beroep, zo ’er geen misbruik van wordt ge­maakt, verdient, men tans moet ſchrikken wanneer men een blaauwen Rok ziet.
Is ’er eenig Artikel van eenige Grondwet, dat gy ongeſchonden hebt gelaten, als gy maar zaagt, dat men geen moeds genoeg had om ze te verdedigen! Is ’er byna eenig Ampt, welks begeving nog aan Staaten of Col­legien is overgelaten, dat gy van tyd tot tyd niet aan U trekt, of met uwe Schepſelen, waar onder veeltyds Vreemdelingen, vervult? Zyn zy, die nog iets te vergeven hebben niet genoodzaakt zulks in allerhaast en ſtilte te doen, uit vreeze voor uwe indiscrete recommandatien, die men niet durft weigeren?
Eerbiedigt gy de ſtemmen der Leden van Staat in artikels van bezwaar? Hoe veele Burgemeeſters hebt gy, ſedert uwe Regeering, in de Steden van Gelderland en elders, tegens Stads- en Landsprivilegien, inge­drongen, die of geene Burgers waren of de vereiſchte jaren niet hadden, of, die te jong waren, om den eed te doen, of die Ampten hadden, die hen van de Regeering uitſloten? Gy ſpot met alle privilegien. De privile­gien zyn U haatlyk, om dat Gy, alsze behoorlyk wier­den gehandhaaft, dan minder willekeurig zoudt kunnen handelen, om dat zy uw gezag paalen zetten.


Waarom laat gy in de Steden van Gelderland de Collegien der GEZWOREN GEMEENTE, die eenige ſteun vander Burgeren en onzer aller vryheid, vervallen, uitſterven, in minagting komen, van hun gezag beroven — waarom anders dan, om dat gy van niemand eenigen tegenſtand wilt dulden, maar alleen over ons wilt heerſchen?

G 3