Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/70

Deze pagina is proefgelezen

☾ 70 ☽


Uwe voorſlagen ter vermeerdering der Zeemagt, daar Gy U nu zo ſterk op beroept en in de Couranten mede pronkt, zyn, ô Willem! nooit ter goeder trouw gedaan geweest. Al had men de Armée U ten gevalle nog zo vergroot, zo zouden wy even min als nu eene Vloot gehad hebben, om dat eene Vloot tegens Enge­land konde gebruikt worden, en dit in uwe kraam, in uwe ontwerpen niet te pas kwam.
Indien het in Zee brengen eener Vloot U ernſt ge­weest was, waarom zyn dan die tweeëndartig Schepen, waartoe in April 1779 reeds is gereſolveerd; waarom zyn die tweeënvyftig Schepen welke de Bondgenooten, in het voorig Jaar 1780 reeds beſlooten hadden, dat op dezen eerſten May 1781 klaar moeſten zyn, en dat wel boven de geenen, die men reeds in dienst had, waarom zyn die niet in Zee gekoomen? Wiens ſchuld is dit, ô Willem! dan de uwe alleen? Wat! is het niet bekend — Gy moedige Zeelieden, die graag dienst hebt willen neemen, om maar tegens den gemeenen Vyand aangevoerd te worden, en die men zo meenigmaal heeft afgewezen. Weet het — men wilde geen Vloot in Zee hebben; men maakte moedwillig geen voortgang.
Voor het laatst, ô Willem! en hier mede ſcheide ik van U af. Ik onderſtelle, het geen nogtans onwaar is. Ik telle, dat Amſterdam en de Leden der Hooge Re­geering, die het met die Stad eens zyn, in geenerlei vermeerdering van Landmagt tot hier toe hadden wil­len toeſtemmen, zo vraage ik U voor God en deeze Natie, of dit U en uwe Landprovintien en andere Afhangelingen dan bevoegd maakte, om van uwen kant ook de Wervingen ter Zee te ſtremmen, daar het in allen geval zigtbaar was, dat wy vooreerst gee­nen Oorlog te Lande, maar wel ter Zee te wagten hadden. Ik gaa verder; ik onderſtelle, dat wy eenen Oorlog zo wel te Lande als ter Zee te wagten hadden, en Amſterdam en haare Factie (zo gelieft gy ze tog te noemen) onredelyk genoeg waren van zig enkel ter Zee te willen wapenen, en te Lande volſtrekt niets te willen doen: Wat zouden dan de regels der voorzigtigheid, wat zoude uw eed, pligt en de liefde tot het Vaderland in zulk eene omſtandigheid van U vorderen?