Pagina:Aard en doel van het internationaal privaatrecht (Hamaker 1878).djvu/28

Deze pagina is proefgelezen

26

bewijzen, dat ik niet overdrijf. Wat toch zult Gij niet willen gelooven van eene wetenschap, waarvan zelfs het allereerste begin niet vaststaat! Elk wetenschappelijk onderzoek zal wel moeten beginnen met de zekerheid, dat datgene wat gezocht gaat worden ook werkelijk te vinden is. Zoolang dit betwist niet alleen maar ook betwistbaar is, is alle verder onderzoek eigenlijk voorbarig.
Wel nu, juist die allereerste grondslag ontbreekt aan de wetenschap van het internationaal privaatrecht. Men is het oneens niet alleen over de vraag, welke theorie de beste en meest ware is, er zijn er zelfs, die aan elke theorie, welke ook, recht van bestaan ontzeggen.
Gij zoekt, wat niet te vinden is, roepen zij hunne tegenstanders toe: uwe metaphysische haarkloverijen leiden tot niets en kunnen het niet doen. Want daar iedere staat de macht en het recht heeft door zijn eigen rechters slechts zijn eigene wetten te doen toepassen, is dus elke toepassing van vreemd recht eene beleefdheid, waartoe hij zich door den eisch van goede nabuurschap kan laten overhalen, maar die in geen geval onder regelen gebracht kan worden. De eenige regelen, waarvan hier sprake kan zijn, zijn die welke de staat zelf uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft goedgekeurd. Maar wie naar wetenschappelijke beginselen zoekt, eene waarheid opspoort, die gelden zou buiten de goedkeuring der souvereine staten om, is een dwaas. [1]
Het antwoord blijft natuurlijk niet uit. Wat gij eene dwaasheid noemt, zoo luidt het, is naar onze opvatting het schoonste gedeelte der taak. Wij geven u gaarne toe, dat de souvereine staat elke toepassing van vreemd recht kan beletten, maar dit heeft met de quaestie niets te maken. Want de vraag is niet wat de staten

  1. Zie b.v. Foelix, Traité du droit Internat. privé, editie 1866, pag. 26 no. 13 pag. 31 no. 17. Story, Conflict of Laws, pag. 37.
    Foelix zegt p. 26. „Dans un pareil état de choses la mission de l’écrivain, en cette matière, se borne à signaler, suivant un ordre méthodique, les cas dans lesquels la comitas gentium a été appliquée, à indiquer les cas analogues susceptibles d’être décidés de la même manière. Par la suite, l’acroissement du nombre des décisions intervenues, et les débats qui les auront précédées, permettront d’établir des règles plus générales que celles qu’on a pu admettre et reconnaître jusqu’à ce jour. C’est ainsi, que le droit international privé pourra arriver à l’état de science etc.”