Pagina:Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden - Eerste deel.pdf/183

Deze pagina is proefgelezen
2
AA.

 AA of Aade, riv. in het Nederkwartier, prov. Utrecht. Zij ontspringt een weinig ten N. van Breukelen, loopt eerst zuidwestwaarts en vervolgens noordwestwaarts tot bij Ruwiel, van waar zij, na eerst eene noordelijke en vervolgens eene oostelijke rigting genomen te hebben, met eenen noordelijken loop, naar Nieuwer Ter Aa vliet, alwaar zij den naam van Angstel of Kromme Angstel aanneemt.

 AA, oudtijds Ade, riv. in de Meijerij van 's Hertogenbosch, prov. Noord-Braband, die in het hoogste van de Peel, uit eene menigte beken van meerdere of mindere grootte, waarvan het voornaamste uit het veen Zeven Moeren komt, ontstaat, vervolgens met verscheiden kronkelingen noordwaarts door of langs Someren, Asten, Lierop, Helmond, Aarle, Beek, Gemert, Erp, Veghel, Dinther, Heeswijk, Middelrode en Berlicum, naar 's Hertogenbosch stroomt, waar zij, na door eene waterpoort, de Kleine Hekel genaamd, binnen die stad gekomen te zijn, zich met den Dommel vereenigt, hebbende zij eerst in 1544 haren tegenwoordigen loop gekregen, daar zij vroeger om 's Hertogenbosch, welke stad toen nog niet haren tegenwoordigen omvang had, heenliep. Ten jare 1669 had de Kommandeur van 's Hertogenbosch, Tuil van Bulkestein, buiten de Hinthamerpoort dier stad, eene visscherij aangelegd; om deze van genoegzaam water te voorzien, deed hij een gedeelte der rivier de Aa daar doorheen leiden. De stroom kreeg dien ten gevolge zulk eenen sterken scheut, dat het bed der rivier binnen de stad droog lag, weshalve de regering den Kommandeur verzocht, de afleiding te stoppen, hetwelk deze weigerde, waarop de regering zelve die deed toemaken. Daar echter de Kommandeur den dam weder wegnam, waardoor niet alleen het bed der rivier binnen de stad maar ook de grachten van het hoornwerk en het ravelijn aan de Hinthamerpoort, droog liepen, vervoegde zich de regering hierover de gemagtigden van den Raad van State, die zich toen juist te 's Hertogenbosch bevonden, ten einde alles in oogenschouw te nemen, waarop de regering vrijheid kreeg, om de afleiding buiten de Hinthamerpoort te doen afdammen.
 De Aa ontvangt in haren loop de Astensche Aa, de Vlier- of Bakelsche Aa, de Esperloop, de Mierle, de Rups, de Beekgraaf en de Leibeek, nadat deze laatste zich met de Vinkel vereenigd heeft. Er zijn bewijzen voorhanden, dat de Aa, meer dan 130 jaren, van Helmond af tot 's Hertogenbosch toe bevaarbaar is geweest, lang naderhand bleef zij dit van Koks, eene buurtschap van Gemert, voor kleine schepen en platboomde schuiten, thans is zij dit nog van de sluis van Erp, ruim vier uren van 's Hertogenbosch. De schaarschheid en duurte van brandstoffen binnen die stad waren oorzaak, dat men in 1625 in bedenking nam, om de Aa van haren oorsprong af bevaarbaar te maken, ten einde alzoo de Peel-turf en het brandhout, uit de Meijerij gemakkelijk en met minder kosten binnen 's Hertogenbosch te brengen. Diensvolgens werden eenige gevolmagtigden benoemd, om de rivier van den Stipdonkschen molen, onder Lierop, tot aan de stad toe te onderzoeken. In het volgende jaar kwam men met die van Helmond, Aarle, Boxtel en andere plaatsen overeen, om de sluizen te verwijden, of eenige nieuwe te maken, en in 1627 en 1628 varen die sluizen reeds in behoorlijken staat gesteld, en de rivier op eenige plaatsen verdiept, waartoe de Koning van Spanje aan die van 's Hertogenbosch vrijheid verleend had. Ten gevolge van de kort daarop gevolgde belegering van die, stad door Frederik Hendrik, Prins van Oranje, in