Pagina:Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden - Eerste deel.pdf/187

Deze pagina is proefgelezen
6
AA.

 AA (KALTE), riv. in Overijssel. Zie Aa of Aha, ook wel Kalte Aa.

 AA (KERK-), riv. in Noord-Holland. Zie. Aa. (Ooster)

 AA (KLEINE), gracht te Zwolle, prov. Overijssel, die, met de Groote Aa, door eene waterpoort, uit de vest in de stad vloeit en, na deze doorloopen te hebben, aan de westzijde in de haven valt.

 AA (KOEKANGER), watertje in het Dieverder Dingspil, prov. Drenthe, dat bij het gehucht Oshaar, onder het dorp Koekange, ontspringt, voorts eerst noordwest- en vervolgens westwaarts aanstroomende, zich in de Wold-Aa ontlast.

 AA (KOUDE), riv. in Overijssel. Zie Aa, ook wel Kalte Aa.

 AA (MUSSEL-) of Musel-Aa, riv. die in Drenthe uit de Bargerveenen voortkomende, tusschen Emmen en Roswinkel door, haren loop noordwaarts neemt, en voor een gedeelte de oostelijke grenzen der provincie Drenthe bespoelt, waar zij ook wel de Valter-Mussel-Aa genoemd wordt; voorts de provincie Groningen binnendringt, zich aldaar, bij Onstwedde, met de uit de Valterveenen voortkomende Onstwedder-Aa vereenigt, en vervolgens, met eenen sterk kronkelenden loop, noordoostwaarts voortstroomende, omstreeks Wedde, met de Ruiten-Aa, de Westwoldinger-Aa vormt.

 AA (NIEUWE RUITEN.), vaart in Westerwolde, prov. Groningen, die, een weinig beneden Sellinge, uit de Ruiten-Aa voortkomt en langs de Sellingerdijk naar het fort Bourtange loopt.

 AA (NIEUWER-TER-), d. in het Nederkwartier, prov. en arr. Utrecht, kant. en 1 groot u. van Maarssen, gem. en ¼ u. N. O. van Ruwiel, ½ u. N. W. van Breukelen. Het heeft eene uitgestrektheid van 60 bund. 69 v. roed. 22 v. ell. Vroeger stond op eenen kleinen afstand van dit dorp, hetwelk door de landlieden gewoonlijk Draai wordt genoemd, eene Ridderhofstad Het Huis Ter Aa geheeten (Zie Aa (Ter) of Ter Aade), welke het tot eene ambachtsheerlijkheid verhief, die thans toebehoort aan den H. E. H. G. Heer J. P. C. Baron van Reede van Ter Aa en haar eigen regt had tot op de inlijving van ons Vaderland in het Fransche rijk wanneer zij met Loenen werd gecombineerd, doch na de herstelling van ons Vaderland is zij vereenigd met Ruwiel en Breukelerwaard.
 Er is eene school, welke door 70 kinderen bezocht wordt; ook ben de Herv. er eene oude kerk met eenen dikken toren, welke kap ten jare 1568, door de Spanjaarden in den brand gestoken, is zoo als nog uit een opschrift aan dien toren te zien is. De gem. waarvan de Ambachtsheer de collatie heeft, wordt door een Predikant bediend, die tot de klass. van Utrecht, ring van Mijdrecht behoort. De hier wonende R. K. behooren tot de statie van Breukelen. De voornaamste middelen van bestaan der inwoners zijn de veenen en de landbouw.

 AA (NOORD-), watertje in Rijnland, prov. Zuid-Holland, dat, van het Zoetermeersche meer afkomende en noordwaarts aanstroomende, in de Weipoortsche Vliet uitloopt. Het was langs dit water, dat de vloot, die onder Boisot, in 1574, het benarde Leyden te hulp kwam, uit het toen nog onbedijkte Zoetermeersche meer naar de Vliet stevende.

 AA (OLDE), riv. in Overijssel, zie Aa (Steenwijker).

 AA (ONSTWEDDER), riv. in de prov. Groningen. Zie Aa (Mussel-).

 AA (OOSTER), breed water in Waterland, prov. Noord-Holland, dat, onder den naam van Kerk-Aa, van het drooggemaakte Belmermeer afkomende, met eenen bogtigen loop, noordwaarts langs Zuiderwoude stroomt, een weinig noordelijker den naam van Ooster Aa aanneemt, voorts in de zelfde rigting naar Monnikendam loopt, en zich aldaar in de Zuiderzee ontlast.