Pagina:Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden - Eerste deel.pdf/195

Deze pagina is niet proefgelezen
14
AAL.

De ambachtsheerlijkheid van AALSMEER is door 's Lands Staten nooit. verkocht, maar altijd in de Graaflijkheid der provincie gebleven, zoodat het dorp omniddellijk onder de Staten van Holland en West- Friesland gestaan heeft. Het werd van ouds onder Rijnland gerekend, later behoorde het tot het baljuwschap van Kennemerland, waarvan hct toen het zuidelijkste dorp uitmaakte, in 1795 werd het weder onder het hoogheemraadschap van Rijnland gebragt. Nopens den tijd der stichting van AALSMEER valt niets met zekerheid te bepalen ; vast gaat het echter, dat het een zeer oud dorp is, het- welk in Oude brieven onder den naam van ALSMAR voorkomt, hoewel het in een brief van Graaf FL0R1s V van het jaar 1275, genoemd M ordt het VEENLAND VAN AALSMEER. De opgezetenen zijn van ouds, door 's lands Graven, met verscheiden voorregten beschonken geworden. Zij waren tolvrij in Holland, Zeeland en Friesland en mogten binnen Leyden niet bekommerd worden ; dat is vanneer iij om personele of loopende schulden, binnen die stad in bewaring genomen waren, mogt de Schout en Geregtc van AALSMEER hen afschrijven, als wanneer Schout en Geregte van Leyden zoodanig eene afschrijving moesten doen gelden; dit voorregt verd door deze dorpelingen genoten, omdat zij, nevens onderscheidene andere dorpen, geld geschoten hadden tot het bouwen der Vischbrug, ter gemelde stede, welke brug, van de vroegste tijden af, het uitpad en de over- gang tot de Rijnlandsche dorpen over den Rijn geweest is, van vaar dan ook die dorpen verpligt waren, haaf te helpen onderhou- den. Het oude raadhuis, dat in '1619 gebouwd was, is in 1780 afgebroken, in welk jaar het tegenwoordige geheel nieuw op- getrokken is, hoewel het jaartal 1619 nog in den gevel gevon- den wordt. De Hervormden hebben hier eene oude kruiskerk, die v66r de Retor- matie aan ST. PiETER en, PAULUS toegevijd was, en toen ter begeving van de Abdisse van Rijnsburg stond. Zij staat digt aan het Haarlem- mermeer, op een net kerkhof, dat eenige voeten hoog ligt om de graven droog te houden, is van eene aanzienlijke grootte en heeft eenen vro hoogen en spitsen toren. Boven een der ingangen staat het jaartal 1549, hetwelk men voor het jaar der stichting zoude kunnen houden indien zulks niet wedersproken werd door eenen ouden brief, volgens welken JOIIAN VAN SCHETTER, kanonnik van Oudmunster, te Utrecht, reeds in 1545 de pastorij van Aalsmeer bekleed heeft. Zoodat men dit jaartal, even als .dat van 1655, hetwelk boven eene andere deur gevonden wordt, voor de aanwijzing der tijd van vernieuwing of ver- grootinŒ van dit gebouw te houden hebbe. De gem. behoort tot de clas. van Amsterdam, ring van Weesp, heeft een vrij beroep, wordt door eenen Predikant bediend en telt 1000 zielen. Er zijn twee Menn. gem., welker kerken in buitenbuurtenstaan, een van de veree- nigde Vlaamsche en Waterlandsche, die een vast Predikant heeft, en een van Friesche, die door liefdepredikers bediend wordt. De R. R. behooren {Ot de statie van Kudelstaart; die van de Oude Cler. anders gezegd Jansenisten, hebben hier ook kerk en pas- toor. Voorts zijn nog in dit dorp een diaconie- wees- en oude mannen- en vrouwenhuis, dat in 1176 voor. rekening van het dorp aange- kocht verdt, eene school, met 120 leerlingen en een departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, dat den 16 Januarij 1814 opgerigt is en 15 leden telt.