Pagina:Adama van Scheltema, Eerste oogst (1912).pdf/95

Deze pagina is proefgelezen

LX.

MAART.




Nou is de Winter weggeruimd,
Die aan de aard zat vastgevroren,
Nou is het vuil er afgeschuimd
En komt de bloote grond te voren.

Maart heeft de korst al schoongespoeld
En blaast er op om 't af te drogen;
Zijn eigen borst is blootgewoeld — —
Daar gaat die knaap: — zijn donkre oogen,

Als vijvers waar een bloem in drijft,
— Maar waar geen bodem is te schouwen
En 't wijze water doodstil blijft —
Kijken in ledige landouwen;

Hij houdt een dood blad in zijn mond,
En blaast het weg — een vreemden vlinder! —
Dan zoekt hij ijvrig aan den grond: —
Hij is de mooie bloemenvinder,

Waarnaar de eerste krokus gluurt
En opkijkt uit haar winterdroomen —
Luister ! een lijster tureluurt
Al ginder in de hooge boomen!