Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/21

Deze pagina is proefgelezen
„„Gij zoekt te zien wat niemand kent,
Wilt gij nog meer zien dan uw oogen,
Zoo streeft gij uit uw element
En zwijmt gij als een visch op 't droge:
  Slechts die zich uit zichzelve wenscht
  Voelt zich en zijne ziel begrensd !””

Wij zoeken 't ver: —

„Ik zoek de liefde en dien gloed,
Die altijd brandt en nooit beschadigt,
De diepe bron, die immer zoet,
Toch immerweer mijn dorst verzadigt —
  Maar ach, van elke nieuwe min
  Proef ik het einde in 't begin!"

„„Gij zoekt — en elk gevonden hart
Verliest gij reeds bij het ontvangen,
Omdat ge, in eigenmin verward,
Slechts liefde voelt voor uw verlangen:
  De liefde, die gij 't leven vraagt,
  Bloeit in het hart dat ge in u draagt!””

Wij zoeken 't ver: —

Wij zoeken een gedroomd gelaat
In 't driftig leven te bereiken —
't Geluk, dat immer vóór ons gaat
En immer verder schijnt te wijken,
  En tusschen stage vrees en hoop
  Gaat onze rustelooze loop;