Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/24

Deze pagina is proefgelezen
En langzaam, om mijn droomend hoofd,
Komen twee armen heen —
En 'k droom — en 'k waak — en ach, ik weet
Niet of ik lach of ween.

En peinzend zie ik haar gelaat,
Dat buigt over mij heen —
En 'k zie haar aan, en weifel nog —
Ben ik niet meer alleen —?