Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/33

Deze pagina is proefgelezen

XII.

HET GELUK.

Quadrupedante putrem sonitu quatit
ungula campum".


Hoor daar holt een paard in 't wild,
Hoor die doffe paardenhoeven,
Hoor de grond die dreunt en drilt
Door het klotsen van zijn kloeven —
Zoek hem, zoek hem allerwegen!
Houd hem tegen, houd hem tegen!
  Hoela hoela hoela beest —
  Wie is dan je baas geweest!

Zie dat schimmelwitte paard,
Zie die oogen als 't geflonker
Van de starren, en die staart
Als een witte pluim in 't donker —
Houd hem, houd hem, ga hem vangen!
Ga hem aan zijn haren hangen!
  Hoela hoela hoela beest —
  Wie die witte paarden vreest!