Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/37

Deze pagina is proefgelezen
Wat werden zij dan die een vlammend beeld nasnelden,
Tot ze eindlijk dood en zwart in 't vuur vooroverhelden ?
— helden!

Ach, dat met de uren ook ons kloppend hart voleindig'!
De strijd van mensch met mensch — is hij dan niet oneindig?
— eindig!

Wij zinken als de sneeuw, als name- en nutteloozen —
Wat bloeit nog op deez' aard, waar 't alles ligt bevrozen ?
— rozen !

O wat voor kracht zal ooit tot zulke lente stijgen!
Oud jaar, nu strijdensmoe wij luistren naar uw hijgen?
— uw eigen!

Welaan broeders ten strijd! — wij steune' en sterke' elkandren —
Ach, wie zien eens de tijde' in lichter tijd verandren?
— andren!

Welaan broeders vooruit! — ons wachten sterke wallen —
Helaas, wie zullen vóór de zege zijn gevallen?
— allen!

Broeders het jaar is dood — de tijd wischt onze namen —
Maar jaar en dag en tijd bouwen wij toch tezamen!
— amen!