Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/44

Deze pagina is proefgelezen

XVIII.

DE AVONDWOLKEN.


Toen zag ik uit in den avond
En keek in den wuivenden hemel,
Zooals een plant in den avond
Alleen op een zonnigen heuvel,
Zooals een zwijgende vogel,
Die rust op een eenzamen heuvel
Onder de varende wolken
Van den eindeloos drijvenden hemel
Van blauw en van goud, — en de wolken
Dreven als zachte gestalten,
Als teedere vreemde gestalten —
  Zooals de zoete gestalten
   Van wat ik mij droomde,
    Van wat ik verwachtte,
     Van wat ik eens hoopte —
      Maar nimmer had!

Toen steeg het licht van den avond
Verre in den eindloozen hemel,
Zooals een vlam van den avond
Drijft om een eenzamen heuvel,
Zooals een stralende vogel —