Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/68

Deze pagina is proefgelezen

XXXIII.

DE MAN MET DE SCHOFFEL.

(Uit het Amerikaansch: The Man with the Hoe" van Edwin Markham.)

Geschreven na het zien van Millet's bekende schilderij.

„En God schiep den mensch naar Zijn beeld,
Naar het beeld van God schiep Hij hem”.
Genesis.


Gebogen door der eeuwen wicht leunt hij
Op zijne schoffel, starend naar den grond,
De leegheid van geslachten in 't gelaat,
En op zijn rug de lading van de weerld.
Wie maakte hem dood voor wanhoop en geluk,
Een ding dat nimmer lijdt en nimmer hoopt,
Dom en verdoofd, een broeder van den os?
Wie trok en dreef deez' wilde kaak omlaag?
Wiens hand douwde dit voorhoofd zoo terug?
Wiens adem blies het licht uit in dit brein?
Is dit het ding dat God het leven schonk
Om te regeeren over zee en land;
Om starre' en heemlen voor zijn macht te meten;
De drift te voelen tot onsterflijkheid?
Is dit de droom van Hem die zonnen schiep
En 't blauw heelal bestraalde met Zijn licht?
In heel de hel, tot in haar laatste kolk,
Is er geen wezen vreeslijker dan dit —
Geen grooter schreeuw om 's werelds blind begeer —
Geen dieper merk en teeken voor de ziel —
Geen zwaarder dreiging tegen het heelal.