Pagina:Adama van Scheltema, Van zon en zomer (1918).pdf/25

Deze pagina is proefgelezen

Ik droomde iets heerlijks,
Iets liefs — iets begeerlijks, —
Daar bleef het zoo loome
aan 't luien —
Bim! bam!
Bim! bam!

Vroeg in den morgen!
Hei! la li lo!
En de menschen leefden
In liefde — en al lichter
Werd de weerld, en al dichter
Dreef ze aan 't licht, — stil zweefde
het luien —
Bim! bam!
Bim! bam!

Vroeg in den morgen!
Hei! la li lo!
'k Ontwaakte op aarde. —
Mijn hoofd was tevreden
In 't zonlicht gegleden, — —
Van verre bedaarde
het luien —
Bim! bam!
Bim! bam! — bim!