Pagina:Adama van Scheltema, Van zon en zomer (1918).pdf/39

Deze pagina is proefgelezen


DAT IS DIE MINNE
DIE EWELIC MINNET


Wat dauwt daar zoo waar de
Zon ondergaat —?
Kind, de zon doet de aarde
In nachtgewaad.

Wat zijn dat voor dingen
In wei en riet —?
Kind, de krekels zingen
Een minnelied.

Wat dragen de winden
Voor geur zoo laat — ?
Kind, de bloesem van linden
Die opengaat.

Wat schijnen jouw oogen
Zoo groot, zoo goud?
Kind, dat doet dat hooge
Vergulde woud.

Wat is zeg dat verre
Zoete verdriet —?
Kind, vraag dat den sterren,
Vraag het mij niet!