Deze pagina is proefgelezen
TE WAPEN
Te wapen! 't roept: „te wapen!” —
De kreet gaat als eene geesel los —
Daar springt het als een spokend ros,
Daar holt het al door beemd en bosch,
Daar davert het: „te wapen!” —
Zij ijlen op dien luiden last,
Zij grijpen lood en ijzer vast,
En allerwegen roept en wast
Dat wilde woord: „te wapen!”
Te wapen! 't roept: „te wapen!”
En bonzend port het — klop!klop!klop!
Aan ieder hart, aan ieder kop:
Trek tege' uw menschenbroeder op
En slacht hem met uw wapen! — —
Zij rennen op een blinden hoop,
En 't blinde noodlot neemt zijn loop —
Zij vallen bij den eersten doop
En blijven eeuwig slapen.
Te wapen! en 't roept: „te wapen!”
En nieuwe scharen zijn gehaald,
Getooid, getuigd, gespoord, gezaâld —
En uit hun starre oogen straalt
20