Pagina:Adama van Scheltema, Zingende stemmen (1916).pdf/38

Deze pagina is proefgelezen


Ging 't meisje in de zee,
De heele groote grijze zee;
De zee die joeg een klutsje
Tegen het meisje haar mutsje
En tegen het meisje haar badkostuum —
Zo zwom het meisje in de zee,
Zooals een wallevischje, —
En de hupsche papegaaien
Die bolleboosden mee, ha, ha!
Die zwollen en zwiebelzwommen,
Die bolde' en bibbelbobbelden
Met het lieve meisje mee,
En toen: —

Was 't strand opeens exotisch:
Daar stonden een paar palmen
Aan mijne rechterhand,
En links daar zat een aapje —
En toen ik naar het aapje zag
Werden op eens in zee
De beide papegaaien
Een allerliefste mooie
Heel groote kaketoe
Van geel en rood en blauw en groen —
En die vloog naar den palmboom toe,
Mon Dieu! mon Dieu!
En toen: —

32