— 93 —
tegen de veranda, die het huis omgaf, en verbrijzelden deze weldra geheel.
Als om onzen angst ten top te doen stijgen, kwam een zeer groote pijp van zwaar hout, die op een suikermolen, twee mijlen ten noorden der woning van mijnen vriend gelegen, gebruikt werd, om er uitgeperste sap door te doen vloeijen, door de lucht op ons huis aanvliegen, doorboorde, als ware zij eene lans geweest, eerst het dak, vlak boven het vertrek waar wij ons bevonden, vervolgens de tafel in onze nabijheid, en ging toen vastzitten in den daaronder gelegen vloer. Het gedeelte der pijp, dat boven het dak uitstak, zijne oppervlakte aan den wind aanbiedende, werkte als een geweldige hefboom, die het geheele gebouw deed schudden als een kaartenhuisje. Plotseling werd het bovendeel van dit dikke stuk hout afgebroken, en bleef het onderdeel in den bodem vastgehecht achter.
Op dat oogenblik daalde de barometer tot op 28, 50 d. (724mm). Wij gevoelden, of wij meenden althans te gevoelen, dat het gebouw op het punt was van te bezwijken. Eenen laatsten afscheidsblik werpende op onzen getrouwen aanwijzer, den barometer, maakten wij ons gereed mede in den kelder af te klimmen, toen wij tot onze groote verbazing het kwikzilver op eenmaal een vierde duim (ongeveer 6mm) zagen dalen. In de uiterste verwondering door dit voorval, vatte ik den arm des blankofficiers, en bulderde dezen dit in het oor; maar de menschelijke stem was van geen nut hoegenaamd te midden van zulk een geraas; alleen door teekens gelukte het mij te doen verstaan.
Plotselijk bemerkte ik eene geheele verandering in den staat der zaken.
"Groote God!" riep ik uit, "wat beduidt dit?"
Er was op eens eene stilte en kalmte ontstaan, slechts vergelijkbaar bij die, welke in een graf moeten heerschen; men hoorde alleen nog de doffe klagten en de onzamenhangende gebeden van de vrouwen en kinderen, die in den kelder verscholen zaten. Het was omdat wij ons toen juist in het middenpunt van den draaikring des wervelwinds bevonden! Het is onmogelijk de ijsselijkheid van