— 113 —
le Faucon rieur, in Brazilië de Falco serpiente), worden dergelijke verhalen gevonden. Deze vogel zou kenbaar zijn aan zijn aanhoudend geroep, hetgeen veel overeenkomst heeft met dat van onzen koekoek.
Oplettendheid is dus een eerste vereischte voor hem, die slangenlanden bezoekt,—en dan zijn zij dikwerf te ontwijken, en veeltijds niet moeijelijk te dooden. Kop en hals echter moeten bestendig het doel zijn waarop men den aanval rigt. Een goed aangebragte stokslag is meermalen reeds voldoende haar te bedwelmen. Sommigen hebben zich, ook zonder dezen, soms gered door het eenvoudig toewerpen van hunnen zakdoek of door het voorhouden van hunnen hoed, waardoor de dreigende beet werd opgevangen.
Ook aan openbare maatregelen of voorslagen daartoe van de zijde der natuur- en geneeskundigen heeft het hier niet ontbroken. Slangenjagten zijn te houden, om deze dieren uit te roeijen in die streken, welke door hen bijzonder worden verontrust. Premiën moeten worden uitgeloofd op het dooden daarvan, of op het aanbrengen van hunne eijeren. Maar vooral heeft men zijne hoop gevestigd op twee middelen, namelijk: het verminderen van het natuurlijk voedsel der slangen, en het aankweeken van hare natuurlijke vijanden, onder welke, behalve de volgende, ook de wilde varkens, egels, dassen, marters, enz. worden genoemd. Ik vestig nog de opmerkzaamheid op deze daadzaak, hoe men hier door één middel aan beide deze bedoelingen kan voldoen. Te weten, door het vermenigvuldigen der ooijevaars, reigers en andere tot de Familie der Steltloopers behoorende vogels. Behalve dat deze, door den bouw hunner pooten, meer dan anderen tegen den aanval der slangen zijn beveiligd, maken zij vooreerst gebruik van hetzelfde voedsel, als kikvorschen, muizen, enz., en,