Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/157

Deze pagina is gevalideerd

— 133 —

gelaafd, en hij ontvangt daar het aangename gevoel van verzadiging en bevrediging; het is het eerste genot des levens, hetgeen de nieuwe wereld hem aanbiedt.—De gedurige herhaling dezer behoefte, met het hierop volgend genot van verzadiging maakt deze gewaarwording meer duurzaam en blijvend; reeds vroeg, als hij wordt opgenomen, of eenig vreemd gevoel ontwaart, draait hij zijnen kleinen mond ter zijde om op nieuw aan deze behoefte en dat genot te voldoen; want hij onderscheidt de moederborst nog niet van elken anderen hem vreemden prikkel of gewaarwording, en zoo doet hij in zijn nog donker zelfsbewustzijn de eerste schrede tot eene hoogere zelfontwikkeling; het eerste spoor van geheugen ontwaakt, hetgeen hem van een vroeger gesmaakt genot een duister gevoel begint te geven; hij begint reeds te leven in den verloopenen tijd.

Zijne zintuigen zijn echter nog onvolkomen, en slechts langzamerhand wordt hij voor meerdere indrukken vatbaar; eerst door gedurige behoefte aan slaap afgebroken, worden hem de prikkels der zintuigen als bij kleine herhaalde giften toegediend, en zoo wordt hij voor overprikkeling behoed.

In het eerste begin schijnt hij nog doof of althans hardhoorend te zijn; de trommelholte van het oor is nog met vocht gevuld, hetgeen eerst langzaam schijnt te verdwijnen en voor de indringende lucht plaats te maken; deze aanwezigheid van vocht in de trommelholte moet hem, even als zulks zoo dikwijls op lateren leeftijd plaats heeft, doof maken. Binnen een paar weken nam ik echter meermalen duidelijke gewaarwordingen van geluid waar; evenwel wordt het kind in den eersten tijd op verre na niet zoo ligt door gedruisch in zijnen gerusten slaap gestoord, als later het geval is.

Het gezigt, ons hoogste zintuig, geeft hem de eerste gewaarwordingen, en brengt hem met de buitenwereld in nadere betrekking; reeds weinige uren na de geboorte zag ik hem met de oogen de bewegingen van een licht op eenigen afstand volgen,—in welk opzigt hij zich terstond reeds, volgens burdach, wiens naauwkeurige waarnemingen wij vooral hier volgen, van de jonge dieren onderscheidt, die dit niet zouden doen (burdach, Die Physiologie als Erfahrungswissenschaft, III Th. pag. 185). De bolheid echter zijner oogen en van de