— 144 —
die hierbij minder door toevallige uitwendige omstandigheden en indrukken, dan wel door eigen wil en inspanning gerigt wordt.
Zoo groeit hij op en wordt, van kind, knaap en eindelijk jongeling; in geen dier rekte de Natuur de jeugd en leertijd zoo lang, als in den mensch, want hij alleen moest alles leeren, en tot hoogere vorming zich voorbereiden. Hierbij openbaart zich reeds spoedig het verschil der sekse, in de meer woeste spelen van den knaap, die zijne ligchaamskrachten en zelfstandigheid wil oefenen, en van de zijde van zijnen geest de zaken dieper doorgronden; terwijl het zachtere meisje hem in algemeene ontwikkeling, in takt en gevoel voor het ware, goede en schoone voorbijsnelt, doch waarbij de tijd mij verbiedt stil te staan. Genoeg om aan te toonen, hoeveel deel het ligchaam heeft aan de geheele ontwikkeling van den geest en van het gemoed. Reeds in het kind en den knaap vertoont zich de aanleg, ja het geheele karakter, en ontwikkelen zich sterker in den jongeling. Het verschillend gestel geeft aan iederen individu die wijziging en kleur, die later in het aan ieder bijzonder eigen temperament overgaat, zoodat in hetzelfde gezin elk kind zijnen eigenen aard en aanleg vertoont. Kinderlooze ouders, zonder ervaring kunnen hierover zeer wijs redekavelen, en meenen dikwijls, dat het pas geboren kind een wit onbeschreven blad papier is, waarop de ouders naar goedvinden kunnen schrijven, wat hun het beste voorkomt;—de ondervinding leert, dat het papier reeds door de natuur volgeschreven is, en men zich gelukkig mag achten, als men de zinnen kan verbeteren, en hier een comma, daar eenen semicolon er tusschen kan plaatsen, en vooral als men ter geschikter plaats een punctum mag zetten. De ziel moge wel oorspronkelijk één zijn, maar zij is het oog, en het ligchaam de bril, waardoor ieder met zijne kleuren onder verschillende vergrooting en naauwkeurigheid alles rondom zich waarneemt; of wel het ligchaam is een eigengestemd muzijkinstrument, hetgeen de indrukken der buitenwereld met deze of gene bijzondere toonen meer of minder levendig overbrengt, waardoor het gemoed anders gestemd wordt. Het is het ligchaam, door welks hulp de geest zich niet alleen vormt, maar ook naar ieders gestel eene eigene wijziging ontvangt, die weder