— 145 —
met den leeftijd verandert. Maar het ligchaam en de opvoeding zijn het niet alleen; ook in den zoo zeer verwaarloosden casper hauser ontwikkelde zich later een zeer goede aanleg. Een kind kan door slechte opvoeding zeer bedorven worden, maar de natuur heeft dit niet geheel aan de willekeur der ouders overgelaten. Het kind is geen stuk klei, waaruit de ouders naar willekeur een mensch of een wild dier kunnen vormen.—"Het edelste," zegt burdach, "de fantasie, de verheffing der ziel, de gloed van het zedelijk gevoel en de liefde worden niet geleerd, maar bevorderd."
Dezen invloed van het ligchaam zien wij dan ook sterk bij den jongeling, waar het ligchaam meer en meer zijne geheele vorming nadert, waar zich het spierstelsel heeft ontwikkeld, en het bloed met kracht door de aderen wordt gedreven, maar waar ook zijn geest levendigheid paart met kracht, moed en ondernemingszucht. Bij de reeds getemperde vroegere vlugtigheid der indrukken, ontwaakt bij hem het zelfsbewustzijn en nadenken. Hij wil zich door eigene kracht vormen, zijn leeren als kind gaat over in studie, nieuwsgierigheid in weetgierigheid, en empirie in wetenschap. Hij streeft naar wijsheid en eigene vorming, en terwijl hij zelfstandig naar buiten wil werken, wordt het hem in het ouderlijke huis te eng.
Versnel echter in den reeds bezadigden jongeling den stroom van het bloed, wek hem op in zijne opbruisende levendigheid en drift, en hij verliest het bestuur over zijne aandoeningen, zij overweldigen zijnen geest, hij wordt medegesleept, en keert nu in zijne drift tot den toestand van het kind, dat zich nog niet besturen kan, terug. Hierbij worden de ligchaamswerkingen verhoogd, de bloedstroom is sneller, de stofwisseling levendiger, maar wordt hij nu ook ten gevolge daarvan verstandiger? Is op dat oogenblik zijn oordeel juister, zijn zedelijk gevoel verhoogd? Is hij niet als een krankzinnige, waar, bij nog sterkere ligchaamsindrukken, de geest geheel door den storm der aandoeningen wordt medegesleept, maar waar de latere herstelling toont, dat die geest daarom niet veranderd is geworden en niet verloren heeft, maar hare eigendommelijke krachten en vermogens heeft behouden? Teekent het