— 149 —
Zijne vroegere idealen en droomen heeft hij wel niet geheel in de werkelijkheid terug gevonden, doch in zijnen stand als werkzaam en nuttig burger van den staat, als liefderijk echtgenoot en vader, zijn zijne wenschen bevredigd, en in zijn streven ten algemeene nutte en voor zijn huisgezin vindt hij zijnen vrede en genot. Vroeger meer egoïst en levende voor zich zelven, leeft hij nu voor anderen, en vindt in hun geluk het zijne; en dit reine genot verschaft hem veel zuiverder en hooger geluk en genoegen, dan het onbepaalde streven en wenschen der jeugd met alle hare rozenkleuren kon opleveren. Krachtig en waar drukt tiedge dit uit.
Kein Paradies für Engel!
Was diese Erd' einmal erzieht,
Hat auch der Erde Mängel. Nur eine Freud' ist unbefleckt;
Und diese Seelenweide.
Die schon nach Himmels Wonne schmeckt,
Heisst Freud' an fremder Freude.
Het is bij den man het tijdperk van werken en handelen; en mogen hem al zorgen bekommeren, het zijn prikkels, die hem aanzetten om de bezwaren des levens met standvastigheid te overwinnen. Door menigvuldigen omgang met menschen leert hij, hoe dikwijls hij hierin ook moge struikelen, ieder meer uit zijn eigen standpunt te beoordeelen; het is hem de ernst van het leven, hij onderscheidt het ware van den schijn.
Maar, moeten wij al weder vragen, leert ons de Natuur in deze verandering van ligchaams- en zielstoestand in den rijpen leeftijd, dat ziel en ligchaam één zijn? Bewijst zij, dat de ziel een uitvloeisel is van de ligchaamskrachten, omdat het meer bezadigd gestel harmonisch medewerkt, waardoor de geest onder zijn meer kalm en bedaard nadenken en werken thans minder geslingerd wordt en meester blijft over de aandoeningen van zijn ligchaam?
Gewisselijk niet! Maar gelijk alles in de schepping tot een doel zamen werkt, en voor het oogmerk berekend is, zoo geeft het meer bedaarde gestel aan den rijperen leeftijd de kalmte en de kracht