— 156 —
kan de ziel niets anders zijn, dan eene meer of min opgewekte levenskracht, en alle zedelijke verantwoordelijkheid is verloren. Dan is het misleiding, dat de Natuur ons eene inwendige stem des gewetens heeft ingeplant, welke aan alle menschen en volkeren, niet aan het dier eigen is.—Zien wij op den grijsaard; het ingeschapen gevoel van godsdienst, hetgeen de mensch van de dieren niet leeren kon, komt in den grijsaard, gezuiverd van hartstogten en driften tot zijnen schoonsten bloei, en met dit ingeschapen gevoel is een gevoel aan een voortbestaan in eene andere wereld verbonden, hetgeen alle menschen is ingeplant. Zoude de Natuur zulk een wreed spel met ons drijven, door ons een logen in te planten? Is dit de taal van den Schepper, welke wij in Zijne werken lezen? Zoude het alleen zenuwkracht zijn, wanneer de menschelijke geest zich zoo hoog verheft, dat hij niet alleen den afstand en beweging der hemelbollen op vele honderd duizend millioenen mijlen bepaalt, maar zelfs hunne massa's weegt en hunne grootheid berekent?
Maar, zegt men, de Natuurkundige neemt alleen stof aan en stoffelijke krachten, die voor hem één zijn met de stof, het onstoffelijke bestaat niet voor hem; alle werking vloeit voort uit eene stoffelijke kracht aan het stof gebonden. Doch wie geeft hem regt tot deze stelling? Is er dan geene werking, of zij is gebonden aan onze aardsche grove stof, en toont ons de Natuur dan zelve hierin geen onderscheid, geenen overgang? Vraag dan den Natuurkundigen, welke stof de licht-ether is, die hij zelve gedwongen is aan te nemen, en waarvan de trillingen in eene minuut vele millioenen mijlen doorloopen?—Al moge hij dezen ook nog zoo fijn denken, zoo zoude die, indien zij de eigenschappen van onze aardsche stof droeg, aan de bovenste lagen van onze atmospheer, die met meer dan kogelsnelheid door dien ether met onzen aardbol voortvliegt, een zekeren tegenstand moeten bieden, en hevige luchtstroomen en alles verwoestende orkanen moesten het onvermijdelijk gevolg zijn; maar deze licht-ether behoort ook niet tot onze aarde, het is eene zelfstandigheid van het heelal. Of kunnen wij het door de wetten der weegbare stof verklaren, dat eene sterke schommeling der magneet hier waargenomen, op hetzelfde oogenblik in Azië en