Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/198

Deze pagina is gevalideerd

— 174 —

En zo dra de vangst algemeener wordt, en veele tonnen van dien visch uit zee overkomen, gaat onze geheele Natie daarop te gast, aan welken het sterk gebruik buiten twijfel zeer gunstig is, om [men erkent hier de humoraal-pathologie van dat tijdperk] het lichaam van de noch niet verdweenen wintersche verstoppingen, of van de nieuw scherp geworden galstoffen te verlossen."[1]

Wat het laatste betreft, de haring heeft in ons vaderland den lof van niet slechts een smakelijk, maar ook een gezond voedsel te zijn, en de beroemde Geneesheer en Amsterdamsche Burgemeester tulpius ging zelf zoo ver van te zeggen, dat de ziekte voor den haring, gelijk de nevels voor de zon moesten wijken. Men hoede zich echter voor overdrijving. Het is bekend, dat men dien tijd in 't midden van den zomer, in Julij, als de vacantie-tijd onzer geneesheeren beschouwt. Men noemt dien ook wel eens den komkommertijd, zonder dat deze verkoelende vrucht evenwel als de oorzaak van die epidemische gezondheid beschouwd wordt.

Niet slechts gezouten, maar ook gerookt, wordt de haring bewaard, en is dan onder den naam van bokking bekend. De Franschen geven daaraan den naam van hareng sauret of hareng saur. Saure beteekent volgens den Dictionnaire der Fransche Akademie iets van eene geelbruine kleur. Sor of soret zou volgens scaliger, een gothisch woord zijn, dat roodachtig beteekent. In Schotland, en Engeland wordt vooral de haring op die wijze bereid. Aan de kusten van Frankrijk wordt de haring met goed droog beukenhout gerookt. Men heeft daartoe eigene gebouwen, waarin de haring op latten opgehangen (somtijds 600,000 of 700,000 te gelijk) en het hout branden veertien dagen lang onafgebroken onderhouden wordt.[2]

De Engelschen en Schotten vangen vooral haring in September en October aan de kusten van Suffolk en Norfolk, om daaruit bokking te bereiden. Dan valt ook eene groote jaarmarkt te Yarmouth


  1. J.F. martinet, Kathechismus der Natuur 1778. II. bl. 364, 365. Zie eene afbeelding der haringvisscherij in eene plaat achter het Vierde Deel van het werk getiteld: De Walvischvangst met veele bijzonderheden daartoe betrekkelijk. Amsterdam 1786. 4o.
  2. Zie eene afbeelding in du hamel, Traité général des Pesches et Histoire des Poissons. II. 3. Section Pl. XV saurisserie.