— 200 —
moet dus naar het noorden en zuiden afvloeijen. Dit afvloeijen geschiedt in de hoogere streken des dampkrings, want de opgestegen warme lucht drijft als het ware boven op de koudere stroomen, die als passaatwinden naar den evenaar vloeijen. Waar dus aan de oppervlakte de passaat heerscht, bestaat in de hoogere gewesten des dampkrings een stroom, die weder naar de polen vloeit. Er zijn eene menigte bewijzen voor het bestaan dezer beide luchtstroomen voorhanden. De passaat strekt zich namelijk niet zeer hoog in den dampkring uit, zoodat eenige bergen tusschen de keerkringen hooger zijn dan de dikte der luchtlaag, die den passaatstroom daarstelt. Op de toppen dezer bergen wordt dan ook die tegengestelde luchtstroom, of terugkeerende passaat, waargenomen. Op den top der Piek van Teneriffe bij voorbeeld, waaijen menigvuldige zuidwestelijke winden, terwijl beneden aan de zeevlakte de passaat regelmatig waait. Zoodanige tegenovergestelde luchtstroomen vindt men op den Silla de Caracas; op den top van den vulkaan Kirauea op het eiland Hawaii enz. Door de vuurspuwende bergen, welke in de streek waar de passaat waait, gelegen zijn, wordt dikwijls de asch zoo hoog opgevoerd, dat zij boven de luchtlaag komt die den passaatstroom vormt, en dan wordt zij in eene geheele andere rigting medegevoerd. Terwijl b.v. op het aan den oostelijken rand van de Antillen-keten gelegen eiland Barbados, de gewone noordoost-passaat woei, waren de bewoners niet weinig verwonderd, toen zij vulkanische asch zagen vallen. Doch eenigen tijd daarna vernam men, dat er op het ten westen gelegen eiland St. Vincent eene vulkanische uitbarsting had plaats gehad. Deze asch was dus door de kracht van den vulkaan zoo hoog opgevoerd, dat zij in de streek van den terugkeerenden passaat was gekomen en door dezen in eene westelijke rigting medegevoerd. Een ander voorbeeld van dien aard had den 25 Februarij 1835 plaats, bij de uitbarsting van den vulkaan Cosiguina aan de zuidzijde van de golf Fonseca in Guatimala. Vijf dagen achtereen werd de asch in zoo groote hoeveelheid door den vulkaan uitgebraakt, dat men geen daglicht kon zien. De fijne stofdeeltjes werden daarbij tot in de streek van den zuidwesten wind opgedreven, en kort daarna vielen zij in de straten van Kingston