— 201 —
op Jamaïka neder; zij waren hier heen gekomen in eene rigting, welke juist tegenovergesteld aan die van den passaat is.
De twee van boven afvloeijende luchtstroomen of noord- en zuidwaarts terugkeerende passaten, hebben, ofschoon zij naar de beide poolgewesten der aarde stroomen, echter geene juist noordelijke en zuidelijke rigting. Even als bij de passaten wordt ook, door de dagelijksche wenteling der aarde, hunne rigting veranderd. Daar zij namelijk van den evenaar naar de polen stroomen, dat is, uit streken die de grootste omwentelingssnelheid bezitten, naar zulke, waar die omwenteling minder snel is, verkrijgen zij eene oostwaartsche beweging, met betrekking tot de voorwerpen, die aan de oppervlakte in de beide gematigde streken zijn gelegen. Met andere woorden, en ons alleen tot het noordelijk halfrond bepalende: de lucht die onder den evenaar is opgestegen, heeft dezelfde oostwaartsche beweging als alle punten des evenaars: wanneer zij nu te gelijk noordwaarts stroomt, dan verliest zij die oostwaartsche beweging niet zoo spoedig, maar behoudt die nog eenigen tijd; daar zij nu in haren loop voorwerpen ontmoet die, wel is waar, ook met de aarde eene oostwaartsche beweging hebben, doch die in 24 uren kleinere cirkels doorloopen, zoo zal die lucht de voorwerpen oostwaarts voorbij gaan; en daar zij tevens noordwaarts gaat, zal zij zich als een zuid-westelijke luchtstroom voordoen. De zuidwesten winden, die in onze streken heerschen, ontstaan aldus onder den evenaar en zijn als de terugkeerende passaten aan te merken. In het zuidelijk halfrond heeft hetzelfde als in het noordelijke plaats, de namen der streken worden slechts verwisseld. In de gematigde streken daalt daar namelijk de van den evenaar terugkeerende stroom langzamerhand, en naarmate de lucht afkoelt, naar beneden, en zou als een noordewind voorkomen, indien zij niet eene grootere omwentelingssnelheid bezat, dan die streken. Zij gaat dus sneller oostwaarts en vertoont zich daar dus als een noordoosten wind. De gematigde streken van het noordelijk halfrond maken dus het gebied van den zuidwesten wind; die van het zuidelijk halfrond het gebied van den noordwesten wind uit. In beide halfronden zijn deze winden warm en vochtig, en dragen alzoo de kenmerken