Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/251

Deze pagina is gevalideerd

— 227 —

voor eenige jaren zoo zeer de aandacht tot zich hebben getrokken, vindt men opgeteekend, dat hij in het duister de kleuren kon onderscheiden; en op dien grond oordeelde zelfs voor weinige jaren een geneesheer (seiler),—die geroepen was, om eene geregtelijke verklaring af te leggen aangaande de geloofwaardigheid van eenen persoon, die, des nachts door eenen steen aan het oog getroffen, beweerde den dader gezien te hebben bij het licht dat hem uit het oog sprong,—dat zoo iets physiologisch wel mogelijk was.

Wij voor ons aarzelen daarentegen niet zulke verhalen voor fabelen te verklaren, en aan het aangehaalde voorbeeld geen gezag hoegenaamd toe te kennen. De daadzaak toch, dat caspar hauser nog kleuren kon onderscheiden, waar het voor anderen nagenoeg volkomen duister was, bewijst alleen, dat zijne oogen voor de geringste lichtprikkeling uiterst gevoelig waren geworden, iets dat trouwens reeds dikwerf genoeg door menigen ongelukkigen gevangene, die, even als hij, jaren lang in het duister had geleefd, is ondervonden. En, wat bepaaldelijk het licht betreft, hetwelk wordt waargenomen bij eenen slag op het oog, of zelfs bij elke andere sterke beweging daaraan medegedeeld, gelijk b.v. bij hard niezen, zoo is de lichtontwikkeling hier slechts schijnbaar. Het netvlies in het oog wordt daardoor namelijk in trilling gebragt, en wel op eene overeenkomstige wijze, als door werkelijk in het oog stralend licht. Die trilling plant zich door de gezigtszenuw voort naar de hersenen, en zoo ontstaat in beide gevallen dezelfde gewaarwording; doch het verstand, hetwelk de gewaarwordingen duidt, erkent weldra dat in het eene de oorzaak buiten, in het andere binnen het oog is gelegen.

Van eenen geheel anderen aard is hetgeen Dr. sachs, die in den aanvang dezer eeuw hoogleeraar in de geneeskunde te Erlangen is geweest, zoowel omtrent hem zelven als omtrent zijne zuster heeft medegedeeld. Beide waren albino's,—dat is, in hunne oogen ontbrak de zwarte kleurstof, die bij anderen de pupil zwart doet schijnen,—en bezaten de zonderlinge eigenschap, dat van tijd tot tijd lichtstralen ter lengte van een duim uit hunne oogen schoten. Het meest lichtend waren deze bij sterk nadenken, en des